Op zo’n 1600 kilometer ten noorden van Antarctica ligt een van de meest geïsoleerde plekken op aarde: het eiland Zuid-Georgië. In de winter komt de zon hier maandenlang niet boven de horizon, en zijn alleen pinguïns, zeeleeuwen en walvissen vaste bewoners. Met slechts een handvol mensen die er in de zomer verblijven, geldt de verlaten havenstad Grytviken als een van de meest afgelegen spooksteden ter wereld. Wat bracht mensen ooit naar deze uithoek, en waarom werd de stad weer verlaten?
Een haven met gestrande schepen
Wie Grytviken bezoekt, krijgt al snel het gevoel dat de tijd hier heeft stilgestaan. Op een kale grasvlakte, omringd door besneeuwde bergen en gletsjers, staan enkele verweerde houten gebouwen. Daartussen liggen verroeste olievaten, restanten van slachterijen en de fundamenten van verdwenen loodsen.
Langs het strand roesten de wrakken van oude walvisschepen weg: de Dias, Albatros en Louise. Ze vormen stille getuigen van een industrie die het eiland ooit tot leven bracht.
Wil je niets missen van onze verhalen? Volg National Geographic op Google Discover en zie onze verhalen vaker terug in je Google-feed!
Maar gedurende de hoogtijdagen, aan het begin van de twintigste eeuw, was Grytviken allesbehalve stil. Zo’n vierhonderd walvisvaarders woonden er met hun gezinnen. Er waren barakken, winkels, een bakkerij, een ziekenhuis, een bioscoop en zelfs een skipiste. Vandaag herinneren slechts enkele barakken, de kerk en het museum aan dat bedrijvige verleden.
Op jacht naar walvissen
Het verhaal van Grytviken begint in 1902, wanneer de Noorse kapitein Carl Anton Larsen Zuid-Georgië bezoekt. Hij ziet potentie in de walvisrijke wateren rond het eiland. Twee jaar later keert hij terug en sticht hij het walvisstation Grytviken.
De naam verwijst naar grote stalen kookpotten voor walvisolie die Engelse walvisvaarders hier al in de zeventiende eeuw hadden achtergelaten. In het Noors betekent Grytviken letterlijk ‘potbaai’.
De walvisvaart bloeit. Tussen 1904 en 1965 worden naar schatting 176.000 walvissen gevangen. In Grytviken worden de dieren aan land getakeld, gevild en verwerkt. Baleinen, vlees, vet en olie verdwijnen in fabrieken en opslagplaatsen; niets van het dier gaat verloren. Proviandschepen voeren de olie af naar verre markten.
Het einde van een industrie
In 1965 komt abrupt een einde aan de commerciële walvisvaart op Zuid-Georgië. De jacht is niet langer rendabel en internationale druk neemt toe. De bewoners vertrekken en Grytviken raakt verlaten.
Sindsdien wordt de haven slechts sporadisch bezocht door Britse militairen en wetenschappers. Tijdens de Falklandoorlog van 1982 speelt het eiland kort een militaire rol, wanneer Argentijnse troepen Zuid-Georgië bezetten. Daarna keert de stilte definitief terug.
Vijf bewoners en een beroemd graf
Vandaag de dag is Grytviken een spookstad. In de lange, donkere winters is er niemand. In de zomer verblijven er slechts een paar medewerkers die het walvisvaartmuseum openhouden voor een bijzonder publiek: cruiseschepen vol reizigers op weg naar Antarctica. Jaarlijks brengen enkele duizenden mensen aan boord een bezoek aan Grytviken.
Na hun bezoek wandelen veel toeristen naar de kleine begraafplaats van Grytviken. Daar ligt Sir Ernest Shackleton begraven, de Brits-Ierse ontdekkingsreiziger die in 1922 overleed tijdens een expeditie. Zijn graf, omringd door dat van walvisvaarders en zeelieden, maakt Grytviken tot meer dan een verlaten haven: het is een plek waar de geschiedenis van ontdekkingsdrang, exploitatie en isolatie samenkomt.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!









