Op het kleurige aardewerk van de Paracasbeschaving staan allerlei abstracte vormen, mensen en dieren afgebeeld. De creaties vormden waarschijnlijk een welkome afwisseling in de eentonige omgeving van de kustwoestijn in het zuiden van Peru, ruim tweeduizend jaar geleden. Wetenschappers ontdekken dat de beschilderde potten ook belangrijke, en verrassende, informatie verschaffen over de bijzondere manier waarop de pigmenten werden gemaakt, en over de wijze waarop de contacten tussen de Paracascultuur (900 tot 100 v.Chr.) en andere oeroude beschavingen in de Andes in de loop van de tijd veranderden.
Conservator Dawn Kriss publiceerde onlangs samen met andere deskundigen een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Antiquityover de analyse van veertien kleurrijke voorwerpen van Paracaskeramiek uit de collecties van het American Museum of Natural History en het Metropolitan Museum of Art. Hoewel het aardewerk in verschillende perioden en op verschillende locaties was gemaakt en ook de kleuren zelf verschilden, ontdekten de onderzoekers tot hun verrassing dat één factor bijna altijd hetzelfde was: het plantaardige bindmiddel van de verf, oftewel het bestanddeel dat de basis voor de verf vormt.
“We zagen dat steeds hetzelfde bindmiddel werd gebruikt. Dat betekent dat er binnen de regio en in de loop van de tijd sprake was van een overdracht van de technologie,” vertelt Kriss.
Hoewel de wetenschappers nog niet hebben achterhaald met welke plant het bindmiddel werd gemaakt, ontdekten ze wel een onverwacht en ongebruikelijk ingrediënt in enkele van de pigmenten: reptielenurine.
Uit tests met twee lichtblauwe en witte scherven uit de opgraving bij Cahuachi bleek dat de pigmenten heel anders waren dan die van andere onderzochte voorwerpen, en een grote hoeveelheid urinezuur bevatten.
En inderdaad, deze Paracaspigmenten lijken met plas te zijn gemaakt. En niet zomaar plas: toen het team op zoek ging naar chemicaliën die leken op wat er op de scherven was gebruikt, stuitten ze op overeenkomsten met een pigment op basis van slangenurine dat voor Afrikaanse rotsschilderingen werd gebruikt. Het Paracasteam gebruikte vervolgens een monster met opgedroogde kameleon-urine om te kunnen bevestigen dat er in het mengsel op de Cahuachi-scherven hoogstwaarschijnlijk met opzet plas van reptielen was gebruikt. “Dat hadden we ook helemaal niet verwacht,” vertelt Kriss.
Het is onbekend hoe de pottenbakkers van Paracas de reptielen gebruikten bij de creatie van hun kleurige aardewerk. De hoeveelheid urine die de dieren produceren verschilt per reptiel, en is afhankelijk van een aantal factoren. Sommige reptielen, zoals kameleons, scheiden maar heel weinig urine af, en meestal in een half vaste vorm, vertelt Christopher V. Anderson, die als bioloog verbonden is aan de Amerikaanse University of South Dakota en lid is van de kameleonspecialisten-groep van de International Union for Conservation of Nature.
Het is onduidelijk of de reptielenurine een bepaalde betekenis had voor het Paracasvolk. Kriss wijst erop dat er op het aardewerk van de cultuur slangmotieven te vinden zijn, en zelfs afbeeldingen die mogelijk salamanders of kameleons voorstellen. “Ik denk dat het best zou kunnen dat het een extra betekenis heeft,” stelt ze. Maar er is nader onderzoek nodig om meer te weten te komen over de rol die reptielen - en hun bijproducten - speelden bij het aardewerk en de cultuur van het Paracasvolk.
Andere kleuren, andere contacten
De onderzoekers ontdekten bovendien dat de stoffen die werden gebruikt voor de kleuren op de potten bestaande theorieën bevestigden over de contacten tussen de Paracascultuur en naburige beschavingen. Vermoed wordt dat het Paracasvolk invloeden onderging van de Chavincultuur(900 tot 200 v.Chr.) die zich ten noorden en meer naar het binnenland bevond.Voor het oudste aardewerk werd cinnaber gebruikt, een mineraal dat door het Chavinvolk werd gedolven. Maar in de loop van de tijd nam rode oker de plaats in van cinnaber als pigment voor de potten. Die vondst is in lijn met de afname van de invloed van de Chavin op de Caracascultuur, waar volgens historici en archeologen sprake van was.
“We zagen die verschuiving bij een aantal verschillende pigmenten,” aldus Kriss. “Dat zegt veel over de handel en contacten in deze regio.”
“Dit is een heel interessant onderzoek,” vindt Ann H. Peters, een Paracasdeskundige die als adviseur verbonden is aan het Amerikaanse University of Pennsylvania Museum of Archaeology and Anthropology. Uit de verschillen in de kleuren blijkt ook dat de Paracaspottenbakkers open stonden voor experimenten, zegt ze.
Kriss is op het moment meer geïnteresseerd in wat de keramiek zegt over de handel en culturele contacten, dan in de details van reptielenurine, vertelt ze. “We weten nog steeds niet precies wat dat plantaardige bindmiddel is,” vertelt ze. “We hebben echt ons hoofd erover gebroken. We waren voornamelijk op zoek naar woestijnplanten, maar misschien kwam de plant ergens anders vandaan.”
Als de grondstof voor het bindmiddel uit een ander gebied kwam dan waar de Paracasbeschaving voorkwam, dan zou dat erop kunnen wijzen dat er culturele contacten bestonden die eerder nog onbekend waren, stelt Kriss.
Hoe het verder ook zit met het bindmiddel, de levendige kleuren van het aardewerk zeggen veel over de Paracas, die leefden in een eentonige kustwoestijn, zegt Peters.
“Het Paracasvolk leerde om hun servies en mooiste kleding te versieren met kleurrijke motieven. “Ik vermoed dat die kleuren, net als de motieven, een grote rituele en sociale betekenis hadden. Als deze mensen bijeenkwamen, vormden ze een vrolijk gekleurde menigte in de fletse, uitgestrekte zandvlakte.”
Erin Blakemore schrijft als freelancer over wetenschap en is de auteur van The Heroine's Bookshelf. Volg Erin op Twitter.
Lees ook: Het grootste mysterie van Peru: de Nazcalijnen
Lees ook: Eeuwenoude paleiswachten bleven ‘bewaard’ dankzij termietenpoep
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com