In 1976 begon een groep Colombiaanse archeologen met gidsen aan een slopende missie om een historische plek tegen plunderaars te beschermen. Met kapmessen baanden ze zich een weg door de dichte jungle aan de voet van de Sierra Nevada de Santa Marta bij de Caribische kust van Colombia.
Dit gebied werd ooit bewoond door de Tairona. Deze precolumbiaanse beschaving kwam tot bloei in de eeuwen voor de Spaanse verovering in de zestiende eeuw. De bijzondere, onderling verbonden nederzettingen werden een voor een herontdekt, opgegraven, gedocumenteerd en bestudeerd. De archeologen waren allemaal lid van het Colombian Institute of Anthropology. Na dagen op pad te zijn geweest, voelden ze de spanning. Door de verzengende hitte, stortregens en stekende insecten werd de lange tocht door de dichte jungle zwaarder. (Bekijk de gezichtsreconstructie van een eeuwenoude koningin.)
Ze hadden een dringende missie. De autoriteiten hadden te horen gekregen dat huaqueros, plunderaars van archeologische vindplaatsen, een grote archeologische site hadden gevonden. Op de zwarte markt voor antiquiteiten doken al artefacten van de locatie op. Het team moest de vindplaats onder staatstoezicht zien te krijgen voordat meer schade werd toegebracht aan het nationale erfgoed.
Het gebied dat het team probeerde te bereiken, staat algemeen bekend als Teyuna. Van de teamleden kreeg het een meer informele naam: Ciudad Perdida, ‘Verloren Stad’. Eind zestienhonderd hadden de Tairona veel nederzettingen verlaten. Hun nazaten, die nog steeds in de Sierra Nevada wonen, beschouwden de stad echter nooit als verloren. Voor buitenstaanders was de stad verdwenen, verzwolgen door de bijna veertigduizend vierkante kilometer tellende jungle van de Sierra Nevada.
Oorlogszuchtige goudsmeden
De Taironacultuur in het gebied ontstond rond 200 n.Chr. De Tairona waren verwant aan de Muisca. Dit volk leefde ten zuiden van wat nu de Colombiaanse hoofdstad Bogotá is. Net als de Muisca blonken de Tairona uit in de bewerking van edelmetalen, zoals goud. Dit zou de mythe van El Dorado weleens gevoed kunnen hebben. De Tairona werden bekend om hun verzet tegen de Spaanse veroveraars, die ze tot ongeveer zestienhonderd op afstand wisten te houden. Een opmerkelijke prestatie, gezien de relatief snelle onderwerping van de machtige Inca’s en Azteken.
De Spaanse kroniekschrijver Juan de Castellanos identificeerde de stam halverwege de zestiende eeuw als de ‘Tairo’. Hun opvallend rijke kledij trok de aandacht van andere kroniekschrijvers, die hen omschreven als ‘schrander’ en ‘regentesk’. Volgens de Spanjaarden droegen ze capes met patronen, gevederde hoofdtooien en halskettingen met kralen, parels, carneool en goud.
Missie: Teyuna
Aan het einde van de twintigste eeuw trokken geruchten over schatten van de Tairona in de jungle plunderaars aan. Eind 1970 waren duizenden huaqueros actief in de Sierra Nevada. Ze werkten allemaal voor bendeleiders. Twee van hen waren Florentino Sepúlveda en zijn zoon. In 1975 ontdekten zij stenen treden op een helling.
De Sepúlveda’s realiseerden zich dat ze op een niet-opgegraven site waren gestuit. De artefacten die ze roofden, verkochten ze later door. Een hevige bendeoorlog brak uit toen andere huaqueros van de ontdekking hoorden. Uiteindelijk besloten enkele plunderaars samen te werken met de autoriteiten en gaven ze informatie over de locatie van de vindplaats door.
De archeologen van het Colombian Institute of Anthropology verkenden de regio sinds 1973 en hadden al 199 Taironadorpen gevonden. Doel van deze expeditie was de nieuwe, interessante vindplaats veilig te stellen. Het team bestond uit drie archeologen, een architect en twee plunderaars die nu als gids optraden.
De vegetatie was zo dichtbegroeid dat een helikopter er niet kon landen. Het team besloot te voet verder te gaan en zich een weg te banen door de infierno verde, de groene hel. Een passende lokale term voor de omstandigheden in de dichte jungle.
De sporen van plunderaars waren het eerste wat ze zagen tijdens de beklimming van de ongeveer twaalfhonderd treden van de hoofdtrap van Teyuna. Overal waren kuilen en lagen potscherven verspreid over de grond. Ze kapten de begroeiing zoveel mogelijk weg en legden nog meer trappen, terrassen en overblijfselen van andere enorme, goed bewaard gebleven gebouwen bloot. Gedurende de drie dagen dat ze op de plek verbleven, noteerden ze hun observaties en bevindingen, terwijl ze door regen werden gegeseld.
Bij hun terugkeer zag Álvaro Soto, de directeur van het Institute of Anthropology, onmiddellijk het belang van de vondst in. Soto: “Dit was de monumentaalste plek van Colombia. De plek was onderdeel van onze identiteit en een schakel naar ons pre-Spaanse verleden.” Hij benoemde ook een ander aspect. De inheemse gemeenschappen in de omgeving, de Wiwa, Kogi, Arhuaco en Kankuamo, werden gezien als “de levende afstammelingen van de Tairona en konden ons dus helpen de vindplaats te begrijpen.”
Historische bouwkunde
In de decennia die volgden werd een grootschalig onderzoeksproject uitgevoerd, waarbij de tweehonderd bouwwerken werden hersteld. Deze omvatten ronde huizen, verharde wegen, trappen, terrassen, pleinen, ceremoniële plekken, kanalen en opslagplaatsen. De stad ligt op een steile bergrug. Stenen paden en trappen verbinden de verschillende delen van de stad met elkaar. Het administratieve, politieke en ceremoniële centrum van Teyuna bevond zich op het hoogste terras van het complex. De woonwijken lagen verspreid over de hellingen.
Volgens archeologen bouwden de Tairona Teyuna in de negende eeuw, ongeveer 650 jaar vóór Machu Picchu. De naam betekent in het Chibcha ‘oorsprong van de volkeren op aarde’. De stad deed zijn naam eer aan en werd het spirituele en economische centrum van de Tairona. Op haar hoogtepunt telde Teyuna waarschijnlijk twee- tot achtduizend inwoners. De Tairona hebben geen schrijfkunst voortgebracht. Ondanks het ontbreken van kennis van het wiel of het gebruik van lastdieren, hadden ze wel eeuwenlang een landbouwoverschot.
De cultuur en economie van Teyuna lijken na de Spaanse verovering goed stand te hebben gehouden. In de zeventiende eeuw werd de stad verlaten. Velen geloven echter dat de lokale bevolking uitgeroeid is door ziekten die de Spanjaarden meebrachten en niet dat ze is veroverd.
Ontdekking van de Verloren Stad
Sinds het einde van de jaren 1980 zijn de archeologische werkzaamheden verstoord door geweld dat samenhangt met drugshandel en door de gevolgen van de burgeroorlog in Colombia. De werkzaamheden zijn in 2006 hervat. Daarnaast is kleinschalig toerisme toegestaan. De plek ligt nog steeds extreem geïsoleerd en is lastig te bereiken. Bezoekers moeten dagenlang lopen om er te komen. Maar ze hoeven zich geen weg meer door de begroeiing te banen om te kunnen genieten van de vastberadenheid en vindingrijkheid van een van de meest opmerkelijke culturen van Zuid-Amerika.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com