De tijd waarin de mens leerde het verleden te restaureren, viel samen met het moment waarop we het heden konden vastleggen in fotografie. Beide ontwikkelingen vonden in de tweede helft van de negentiende plaats in Frankrijk. Onderaan dit artikel kun je enkele fraaie voorbeelden van die oerfotografie zien, zoals de eerste foto van de Notre-Dame de Paris. Die daguerreotypie, die in 1838 of 1839 door uitvinder Louis Daguerre werd gemaakt, vertoont een opvallende overeenkomst met de kathedraal zoals hij er tegenwoordig, niet lang na de rampzalige brand van 2019, uitziet: zonder de spitse vieringtoren.
De torenspits, die in 2019 samen met het volledige houten dak en de eikenhouten zoldering van de Notre-Dame in vlammen opging, bestond in 1839 nog niet en werd tijdens de twintig jaar durende restauratie van de kathedraal, waaraan in 1844 werd begonnen, op de kerk geplaatst. Onder leiding van meester-architect Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc was die restauratie een van de vroegste voorbeelden van zorgvuldige monumentenzorg – een terrein dat destijds net zo nieuw was als de fotografie. De Notre-Dame, een meesterwerk van de middeleeuwse Gotiek, werd ook Viollet-le-Ducs meesterwerk.
Momenteel wordt de kathedraal met inbegrip van de spitse vieringtoren opnieuw gerestaureerd. Tijdens het documenteren van de werkzaamheden voor de coverstory van het februarinummer, raakte de Parijse fotograaf Tomas van Houtryve geïnspireerd door een fotoportret van een Viollet-le-Duc op leeftijd, die door de beroemde fotograaf Nadar was gemaakt. Tegen die tijd had de fotografie zich al verder ontwikkeld en was de daguerreotypie verleden tijd; Nadar maakte gebruik van het ‘natte collodiumprocedé’, waarbij het fotografische beeld op een glasplaat met een nog vochtige laag collodium werd vastgelegd.
Bekijk ook: De Notre-Dame: 16x foto’s uit de oude doos
‘Ik wilde de huidige architect en het team van restaurateurs met precies dezelfde techniek fotograferen, waardoor al deze hoeders van de kathedraal door de tijd heen met elkaar werden verbonden,’ zegt Van Houtryve.
Zijn keuze voor het procedé is niet alleen een hommage aan de huidige restaurateurs, maar ook aan de geest waarin ze hun werk verrichten: de Notre-Dame wordt hersteld in de gedaante zoals Viollet-le-Duc hem naliet, met gebruikmaking van diens eigen bouwtekeningen.
‘We restaureren de restaurateur,’ zegt Philippe Villeneuve, de hoofdarchitect die nu verantwoordelijk is voor de kathedraal.
Lees ook: Parijs: Lange historie aan de Seine
De restauratie zelf is nog maar pas begonnen. Toen Van Houtryve deze foto’s nam, had het team juist de extreem spannende fase achter de rug waarin al het puin van de brand werd opgeruimd en de kathedraal met enorme bouwsteigers voor verdere schade of instortingen werd behoed.
Heden en verleden in één foto
In de Rue de Vaugirard, vlak bij de Jardin du Luxembourg, staat een elegant winkeltje dat is gespecialiseerd in antieke fototoestellen. Daar kocht Van Houtryve de uitrusting waarmee hij naar de negentiende eeuw zou terugkeren. Het was dankzij zijn vrouw, Mathilde Damoisel, een documentairemaakster en afgestudeerd historica die in haar werk vaak gebruik maakt van archieffoto’s, dat hij in de vroege geschiedenis van zijn métier geïnteresseerd raakte.
Maar toen hij in februari 2017 het winkeltje Antiq-Photo binnenstapte, zag hij geen enkel apparaat waarmee een professioneel fotograaf – zelfs niet met vintage voorkeuren – uit de voeten kon.
‘Veel van wat ze in de winkel hadden liggen, was bedoeld voor echte verzamelaars of voor gebruik als prop in historische films en tv-series,’ herinnert Van Houtryve zich. ‘De fototoestellen daar waren veel te groot of te waardevol om ermee de straat op te gaan. Ik zei dat ik op zoek was naar iets draagbaars en functioneels, voor het maken van collodiumdrukken. Ze zeiden dat ze wat zouden rondneuzen in het magazijn en vroegen me later terug te komen.
‘Toen ik terugkwam, hadden ze een compact, enigszins gebutst maar perfect werkend fototoestel met een lens en drie houten glasplaathouders voor me opgediept. Ik heb de hele set voor driehonderd euro gekocht. Het fototoestel is ogenschijnlijk in elkaar gezet met allerlei onderdelen die je in de negentiende eeuw bij een meubelmaker zou aantreffen. Zo is het handvat op de bovenkant afkomstig van een lade.’
Het winkelpersoneel vermoedde dat de camera rond 1870 in elkaar was geknutseld – een paar jaar voordat Viollet-le-Duc voor Nadar poseerde. Naarmate Van Houtryve de geheimen van het collodiumprocedé ontrafelde, werd de grote Franse fotograaf zijn voornaamste inspiratiebron.
Met de techniek werden veel scherpere foto’s verkregen dan met de daguerreotypie. En terwijl daguerreotypieën op koperplaten met een laagje zilver werden vastgelegd en positieven in spiegelbeeld opleverden – zoals is te zien op Daguerre’s eigen foto van de Notre-Dame – leverden de glasplaten die voor het natte collodiumprocedé werden gebruikt telkens een negatief op, waarvan enkele levensechte afdrukken gemaakt konden worden.
Maar de methode had ook een groot nadeel: nadat de fotograaf de glasplaat met het stroperige collodium had bestreken en vervolgens in een oplossing van lichtgevoelig zilvernitraat had gedompeld – elke plaat moest met de hand worden geprepareerd – moest de foto meteen worden gemaakt en de plaat binnen tien minuten worden ontwikkeld, terwijl de collodium nog nat was.
Nadar liet zich door die beperking allerminst uit het veld slaan: hij plaatste een geïmproviseerde donkere kamer in de mand van een luchtballon en maakte zo de allereerste luchtfoto’s van Parijs. Van Houtryve ging niet zover; hij had de beschikking over drones voor het maken van zijn verbluffende luchtfoto’s van de Notre-Dame, zowel binnenin de kerk als daarbuiten. Wel moesten hij en zijn twee assistenten al deze apparatuur de trappen van de noord- en zuidtoren op hijsen om foto’s van Viollet-le-Ducs beroemde waterspuwers te maken.
Lees ook: Notre-Dame de Paris – meer dan 800 jaar geschiedenis
De portretten van de mensen die aan het herstel van de Notre-Dame werken, werden gemaakt in een van de containers die achter de kathedraal staan opgesteld en waar het restauratieteam zijn bouwketen heeft. Iedere medewerker moest zich tijdens het poseren acht seconden lang onbeweeglijk stil houden.
De sfeer was volgens Van Houtryve vooral gespannen toen hij Jean-Louis Georgelin fotografeerde, de imposante en ongeduldige vijfsterrengeneraal b.d. die door president Emmanuel Macron terug in actieve dienst is geroepen om toe te zien op de restauratie van de Notre-Dame en die zijn ‘taskforce’ op koers probeert te houden om de klus vóór 2025 te klaren. Maar de foto weerspiegelt ook een kant van Georgelin die je misschien over het hoofd ziet als je met hem praat – iets van het gewicht dat op zijn schouders rust.
Ruïneus landschap
Toen Viollet-le-Duc op 30-jarige leeftijd begon aan de restauratie van de Notre-Dame, had hij al vier jaar gewerkt aan het omvangrijke herstel van de kerk van de Bourgondische abdij van Vézelay, de Basilique de Sainte-Marie-Madeleine. Uiteindelijk wist hij beide kerken voor onherstelbaar verval te behoeden. Zowel de Notre-Dame als de Sainte-Marie-Madeleine staat nu op de Werelderfgoedlijst.
In beide gevallen veroorloofde Viollet-le-Duc zich de nodige vrijheden als het gaat om het ontwerp en de bouwstructuur van de kerken – ingrepen die de restaurateurs van nu nooit zouden overwegen. Zo besloot hij ‘de beide façades van de dwarsbeuk af te breken en herbouwde hij de roosvensters in die gevels in hun geheel,’ zegt zijn biograaf Olivier Poisson. In zijn streven naar de ideale gotische kathedraal, een ideaal dat misschien nooit heeft bestaan, voegde hij niet alleen de groteske waterspuwers toe maar ontwierp hij ook de spitse vieringtoren, die hoger en flamboyanter was dan het middeleeuwse origineel.
Moderne restaurateurs kunnen zich zulke interpretaties, die niet stroken met de historische authenticiteit van een bouwwerk, niet veroorloven, maar de toevoegingen zijn inmiddels een onverbrekelijk onderdeel van het historische wezen van de kathedraal; de spitse vieringtoren, de flèche, was lange tijd een vertrouwde aanblik in het Parijse stadslandschap. Hoewel Philippe Villeneuve, de huidige hoofdarchitect van de Notre-Dame, een grote bewondering voor Viollet-le-Duc koestert, wil hij alleen het werk van de architect in ere herstellen, niet zijn restauratiemethoden.
‘Ik zal niet op zoek gaan naar het ideale bouwwerk,’ zegt Villeneuve. ‘Ik zal alle lagen restaureren waaruit de kathedraal in de loop der eeuwen is opgebouwd.’
Daarbij zal hij in zijn woorden proberen de ‘gezichtslijnen’ in het exterieur van de kerk te behouden – visuele sporen die erop wijzen dat het gebouw in zijn ruim achthonderdjarige geschiedenis veel heeft doorgemaakt, voordat het door de zwaarste ramp uit zijn bestaan werd getroffen.
De tijd vertragen
De wereld van Viollet-le-Duc was er een van adembenemende veranderingen. In 1844, het jaar waarin hij de restauratieopdracht voor de Notre-Dame ontving, verstuurde Samuel Morse het eerste telegram, en in de twee decennia die de restauratie duurde, ontwikkelden de telegrafie en de fotografie zich razendsnel. In deze jaren werd een landelijk netwerk van spoorlijnen aangelegd en liet baron Haussmann delen van de binnenstad van Parijs – waaronder de oude wijk pal voor de Notre-Dame – slopen om ruimte te creëren voor de aanleg van de brede boulevards waar de stad nu beroemd om is.
Die ontwikkelingen moeten het behoud van een middeleeuws meesterwerk extra belangrijk hebben gemaakt. En zoals de geschokte reacties in Frankrijk en de rest van de wereld op de brand van 2019 aantoonden, is het nu nóg belangrijker. In een tijd waarin we in veel opzichten geen vaste grond meer onder onze voeten lijken te voelen, is er behoefte aan onveranderlijke herkenningstekens – plekken die het waard zijn om te behouden.
Een aspect van het werken met collodiumplaten dat Van Houtryve bijzonder aansprak, was dat het zo verschilde van zijn andere professionele bezigheden, waaronder een periode als oorlogscorrespondent en nieuwsfotograaf voor het persbureau Associated Press.
“Het hele procedé dwingt je ertoe om het rustig aan te doen en een tafereel eerst heel goed te bekijken voordat je een foto maakt,’ zegt hij. ‘In onze tijd van snelle kiekjes en smartphones is dit voor een fotograaf een heel goede oefening in onthaasting.’
Naarmate hij de ambachtelijke techniek onder de knie kreeg, werd Van Houtryve steeds beter in het maken van fotoportretten die zo onberispelijk waren als Nadars portret van Viollet-le-Duc. Maar na verloop van tijd verloren ze volgens hem ‘iets van hun charme. De kreukels, het stof, overbelichte gedeelten en krassen maken deze oerfotografie juist zo fascinerend.’
‘Dus besloot ik het over een ander boeg te gooien en wat minder perfect te werken. In plaats van te streven naar een keurige foto, liet ik het einderesultaat meer aan het toeval over, waardoor er tijdens het procedé ruimte is voor onvolkomenheden die de band met het verleden juist benadrukken – een beetje zoals de ‘gezichtslijnen’ op een oude kathedraal.’
De in Parijs woonachtige fotograaf Tomas van Houtryve maakte voor zijn boek Lines and Lineage gebruik van een negentiende-eeuws fototoestel om de verborgen geschiedenis van het Amerikaanse Westen te verkennen.
Milieuredacteur Robert Kunzig heeft twaalf jaar in Frankrijk gewoond.
Voor de restauratie van de Notre-Dame heeft de Franse regering een publieksrechtelijke organisatie in het leven geroepen. Volg het werk van de organisatie op Instagram @rebatirnotredamedeparis.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.nl