Wie in gezelschap ongegeneerd geeuwt, ziet iemand anders vaak prompt hetzelfde doen. Dat na-gapen blijkt niet alleen voor mensen te gelden: de aanstekelijkheid van het geeuwen is ook aangetoond bij orang-oetans, een soort die grotendeels solitair leeft en dus relatief weinig met soortgenoten optrekt.
Gapen blijkt geen aangeleerd gedrag
Uit internationaal onderzoek dat in december 2020 werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Scientific Reports blijkt dat het gapen een automatische gedraging is – en dus niet iets is wat de apen elkaar aanleren.
‘Dat is opmerkelijk, want dat zagen we tot nu alleen bij socialere dieren zoals mensen, bepaalde andere mensapen en honden,’ vertelt hoofdauteur Evy van Berlo, psycholoog aan de Universiteit Leiden, die met collega-onderzoekers orang-oetans observeerde in de Apeldoornse dierentuin Apenheul.
Orang-oetans gapen voor iedereen
Waar mensen vooral gevoelig zijn voor gapende dierbaren, blijkt dit bij orang-oetans niet echt het geval. De apen kregen video’s te zien van gapende groepsgenoten, onbekende orang-oetans en een 3D-gesimuleerde avatar, maar ook filmpjes waarin diezelfde dieren simpelweg voor zich uit staarden. ‘Zo wilden we achterhalen of het automatisch gedrag van gapen wordt beïnvloed door de mate waarin de orang-oetans bekend zijn met de individuen,’ legt Van Berlo uit.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de dieren vooral gevoelig zijn voor de video’s van ‘echte’ apen, ongeacht of ze deze kennen of niet. Dus sociaal of niet, er lijkt geen ontkomen aan: de ene geeuw leidt tot een andere.
Is een gemeenschappelijke voorouder de oorzaak?
De studie duidt er volgens Van Berlo op dat de mens de aanstekelijkheid van gapen mogelijk deelt met alle mensapen, en dat die eigenschap waarschijnlijk afkomstig is van een gemeenschappelijke voorouder. Of dat echt zo is, zal nader onderzoek moeten uitwijzen.