Mary Anning werd op 21 mei 1799 geboren in Lyme Regis, een plaatsje in het zuidwesten van Engeland. Haar vader, Richard Anning, was timmerman en meubelmaker, maar verzamelde en verkocht naast zijn alledaagse werk ook fossielen uit de kliffen aan de kust. Deze kustlijn, die loopt van Dorset tot Oost-Devon, wordt ook wel de Jurassic Coast genoemd en is inmiddels uitgeroepen tot Unesco-werelderfgoed.
Mary Anning op fossielenjacht
Richard overleed op 44-jarige leeftijd in de winter van 1810 na een val van een klif in Lyme Regis. Zijn gezin bleef in grote armoede achter en leefde van de armensteun van ongeveer drie shilling per week. Richard had zijn kinderen echter goed ingewijd in de fossielenjacht. Al op jonge leeftijd brachten Mary en haar broer deze erfenis van hun vader in de praktijk. Bij de kliffen van de Jurassic Coast zou ze een aantal grote ontdekkingen doen: dit zijn drie van de belangrijkste.
1. Ichthyosaurus
Mary Anning deed haar eerste grote vondst tussen 1810 en 1812. Haar broer, Joseph, vond een grote schedel van een dier dat later bekend zou worden als Ichthyosaurus (Grieks voor vishagedis), een groep uitgestorven zeereptielen. In het jaar daarna ontdekte Mary de resterende delen van het fossiel en prepareerde ze het bijna complete dier tot een vijf meter lange ‘krokodil’.
Het fossiel stamt uit de Juraperiode en is goed geconserveerd. Hoewel het niet de eerste Ichthyosaurus was die werd gevonden, werd het wel het eerste exemplaar dat na verkoop in Londen terechtkwam. Daar werd het door bioloog Everard Home beschreven in de Philosophical Transactions van de Royal Society. De koper, Lord of the Colway Manor Henry Henley, betaalde 23 Britse pond voor het fossiel, een fors bedrag dat de familie Anning goed kon gebruiken. Ichthyosaurus anningae, een in 2015 ontdekte soort, werd naar Mary vernoemd.
2. Plesiosaurus
In 1823 volgde een ander groot fossiel uit het Juratijdperk, dat tegenwoordig te zien is in het Natural History Museum in Londen. Het gevonden fossiel, Plesiosaurus, is ook een uitgestorven zeereptiel, waarvan Mary het eerste complete skelet vond. Omdat het dier nog volledig onbekend was in de wetenschappelijke wereld, werd het al snel gezien als een vervalsing. De koper, de hertog van Buckingham, bracht het naar de Geological Society of London.
Natuuronderzoeker Georges Cuvier hoorde in Parijs over het nieuwe fossiel en maakte zijn twijfel kenbaar. Na het zien van schetsen, verklaarde hij het echter authentiek. William Conybeare, geoloog en paleontoloog, beschreef het gevonden fossiel als eerste en gaf de typesoort de naam Plesiosaurus dolichodeirus. Hij omschrijft de lange nek, scherpe tanden en peddels van de dieren, waarmee ze zich voortbewogen op de manier van de huidige zeeschildpad.
Dit jaar wordt in het Lyme Regis Museum het tweehonderdjarige jubileum van Mary’s vondst van Plesiosaurus gevierd.
3. Dimorphodon
De vondsten van Mary bestonden voornamelijk uit waterdieren – tot december 1828. Toen vond ze een pterosauriër uit het Juratijdperk, het eerste vliegende fossiel binnen Groot-Brittannië, dat later werd benoemd tot Dimorphodon macronyx. Eerdere vondsten werden gedaan in Beieren, de ontdekking toonde aan dat pterosauriërs wijdverspreid leefden.
Geoloog en paleontoloog William Buckland beschreef het dier in de publicatie On the discovery of a new species of Pterodactyl in the Lias at Lyme Regis in 1829. Volgens hem was het dier qua grootte te vergelijken met een raaf, maar had het meer gelijkenissen met een vleermuis.
Wil je meer van dit soort verhalen lezen over de geschiedenis, maar dan op papier? Abonneer je op National Geographic Historia via onze webshop.