De Franse inmenging in Nederland begint al voordat Napoleon Bonaparte ons land inlijft. Samen met Engeland, Zweden en de bisdommen Münster en Keulen probeert de Franse koning Lodewijk XIV in 1672 de Republiek der Verenigde Nederlanden over de knie te leggen. Het jaar van deze grootschalige aanval gaat de boeken in als het Rampjaar.
Maar de Hollanders laten zich niet zomaar onder de voet lopen. Ze bedenken een plan: de Oude Hollandse Waterlinie. Op strategische plekken worden grote delen van het land onder water gezet door sluizen open te zetten en dijken door te breken. Het water is te diep voor militairen en paarden, maar te ondiep voor scheepvaart. Het leger van Lodewijk kan geen kant op.
Waar is de Oude Hollandse Waterlinie?
De Oude Hollandse Waterlinie loopt van de toenmalige Zuiderzee bij Muiden tot het Noord-Brabantse Woudrichem. Langs deze hele lijn kunnen kunstmatige overstromingen worden veroorzaakt, bijvoorbeeld met het doel om legers tegen te houden. Wanneer de waterbuffer wordt gebruikt, strekt deze zich op de meeste plekken zo’n 3 tot 5 kilometer in de breedte uit.
Forten zorgen voor extra verdediging. Het zal je misschien dan ook niet verbazen dat een aantal van de mooiste kastelen van Nederland zich bevinden langs de Oude Hollandse Waterlinie.
Het idee om Nederland in geval van gevaar onder water te zetten, komt uit de hoed van Maurits van Oranje, die in 1589 legeraanvoerder van de Republiek wordt. In 1672 wordt het systeem van forten, sluizen, dijken en vestingen voor het eerst gebruikt. De Fransen rammelen aan de poort, waarna prins Willem III van Oranje de opdracht geeft om de omgeving onder water te zetten.
Fransen worden tegengehouden
Zo veel nat land vraagt om een flink offer van de bevolking. Boeren kunnen hun vee bijvoorbeeld nergens laten grazen en de oogst gaat verloren. Wagen ze de boel te saboteren? Dan volgt de doodstraf. Maar als het doel de middelen heiligt, dan is de Hollandse Waterlinie een groot succes te noemen.
De Fransen proberen anderhalf jaar lang een weg door het water te vinden, maar lopen keer op keer vast. Het water is diep genoeg om soldaten flink te laten ploeteren en sloten en greppels zijn onzichtbaar. Daar zakt regelmatig een soldaat in weg en zwaar geschut is al helemaal niet vooruit te stuwen. In november 1673 geven de Fransen de strijd tegen het water op en trekken zich terug. Het droogmalen kan beginnen.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie
De watertruc van 1672 valt ook in de smaak bij Napoleon Bonaparte, die de linie na zijn machtsovername in Nederland wil uitbreiden. Koning Willem I neemt na de val van Napoleon het stokje over, evenals zijn uitbreidingsplannen. De bouw van de Nieuwe Hollandse Waterlinie start in 1815 en wordt pas in 1940 voltooid. Forten worden toegevoegd en verstevigd.
Het grootste verschil tussen de Oude en de Nieuwe Hollandse Waterlinie is dat de stad Utrecht nu ook achter de linie valt en wordt beschermd. Amsterdam krijgt een eigen buffer: de Stelling van Amsterdam. De linie en de stelling samen vormen de Hollandse Waterlinies, een lint van 200 kilometer aan open landschap, forten, waterwerken en vestingstadjes.
Einde van de Hollandse Waterlinies
In de Frans-Duitse oorlog in 1870 wordt de Nieuwe Hollandse Waterlinie voor het eerst gebruikt. De tweede keer is vlak voor het begin van de Eerste Wereldoorlog. Beide keren blijft een aanval uit. De laatste keer dat het land bewust onder water wordt gezet, is in 1940. Dan blijkt dat de techniek de verdedigingswerken heeft ingehaald: de gevechtsvliegtuigen van de Duitsers vliegen er zonder moeite overheen.
De waterlinies mogen hun militaire functie dan wel zijn verloren, ze trekken jaarlijks duizenden bezoekers. Veel bunkers en forten doen tegenwoordig dienst als horecagelegenheid, bezoekerscentrum of museum. In 2021 werd de Hollandse Waterlinie officieel Unesco-werelderfgoed. Daarmee is het één van de inmiddels 13 werelderfgoedlocaties in Nederland.
Nog niet uitgelezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.