In 772 maakte een groep Saksische krijgers zich gedurende enkele weken meester van het Karolingische Rijnland. Dat was allesbehalve een uniek incident; de grenzen tussen het Frankische Rijk en hun buurvolk, de Saksen, waren uiterst poreus. Bliksemaanvallen door de Saksen op Frankische dorpen en abdijen waren aan de orde van de dag.
De Saksen trokken rovend door de grensstreken van het rijk, zonder dat de weerloze dorpelingen en monniken iets anders konden doen dan op de vlucht slaan en bidden tot hun god – een andere god dan die van hun belagers.
De kerstening van Karel de Grote
Pogingen die in vroegere tijden waren gedaan om de Saksen te kerstenen, hadden nauwelijks resultaat gehad. In tegenstelling tot andere Germaanse volken, waaronder ook de Franken zelf, hielden de Saksen vast aan hun eigen tradities en geloof; de inspanning van de christelijke missionarissen en predikers waren tevergeefs.
Maar onder Karel de Grote veranderde de situatie. Vanaf het midden van de achtste eeuw accepteerde de Frankische vorst niet langer dat er delen van Europa waren die zich onttrokken aan het keizerlijke én christelijke gezag. Voor ‘heidense’ volken was geen plek meer.
In dit licht moeten de militaire campagnes worden gezien die Karel de Grote bijna jaarlijks ondernam tegen de Saksische volken: de Westfalen, die ten westen van de Wezer leefden; de Oostfalen, die ten oosten van deze rivier woonden; de Angrivariërs, die tussen Wezer en Elbe hun stamgebied hadden; en de Noordalbingiërs, die het huidige Holstein bevolkten.
De spanningen tussen de Saksen aan de ene kant en het Karolingische machtscentrum en de christelijke missionarissen aan de andere kant, werden steeds heviger. Kerstening leek daarvoor de oplossing. Deze strategie sloot bovendien aan bij de wens van Karel de Grote om zijn oorlogsmachine te allen tijde in perfecte conditie te houden.
Leestip: Hoe wist Karel de Grote het te schoppen tot ‘vader van Europa’? Ontdek het in 8 feiten
Elk jaar werden, zodra de winter voorbij was, de edelen opgeroepen en op pad gestuurd voor expedities, die een oorlogsbuit en gebiedswinst opleverden. In 772, toen de Saksen het Rijnland aanvielen, besloot Karel dat het tijd was om een inval te doen in hún gebied, en voor eens en voor altijd af te rekenen met deze steeds terugkerende dreiging van de Saksen.
De eerste Saksenoorlog
De expeditie stond gepland voor de zomer. De Frankische koning trok op naar de Wezer, vergezeld door zijn edelen. Omdat het doel van de expeditie in grote mate ook van religieuze aard was, reisde er in de achterhoede een heel contingent bisschoppen, priesters en monniken mee.
De oorlog leek aanvankelijk voorspoedig te verlopen voor de Karolingen. De troepen bereikten de Wezer probleemloos en behaalden de ene overwinning na de andere. Verscheidene Saksische vestingen werden verwoest.
Een van de onder de voet gelopen volken, de Angrivariërs, werd zelfs gedwongen de Irminsul om te hakken, een heilige pilaar van hout. Daarmee wilden de Franken duidelijk maken dat de expeditie een religieus doel had; het heidense geloof zou worden uitgeroeid.
Gelukkig voor de Saksen kwam er een eind aan de zegetocht door een verandering in de politieke agenda van Karel de Grote. Paus Adrianus I kwam op de troon en vroeg Karel om steun tegen de Longobarden, een Germaans volk in Noord-Italië.
De Frankische koning liet de Saksische campagne voor wat ze was en trok in 773 direct de Alpen over om Pavia, de Longobardische hoofdstad, te belegeren. Na enige maanden wist hij de stad in te nemen. Hij zond de koning van de Longobarden in ballingschap en nam zelf de koningstitel over.
Leestip: 4 hardnekkige fabels over de Middeleeuwen ontkracht
Doordat Karel de Grote in 773 en 774 in Italië woonde, kregen de Saksen de kans om een deel van hun verloren gebieden te heroveren, waaronder de kastelen Eresburg en Syburg.
Te veel fronten tegelijk
Ook daarna kwam het nog geregeld voor dat de Saksische campagne werd stopgezet omdat er andere prioriteiten werden gesteld. Zo kreeg Karel in het jaar 777 tijdens de Karolingische vergadering in Paderborn, in het hart van het Saksische gebied, bezoek van islamitische gouverneurs uit Spanje.
Zij vroegen hem om hulp, zodat ze zich konden bevrijden van de emir van Córdoba. In ruil daarvoor zouden Barcelona en andere steden in de Karolingische invloedssfeer komen te liggen.
Karel ging akkoord, maar zijn expeditie naar het Iberisch Schiereiland liep uit op een mislukking – de beroemde Slag bij Roncevaux, bekend van het Roelantslied, vond plaats tijdens de aftocht van de Frankische troepen. Het avontuur verhinderde Karel om zich op de strijd met de Saksen te concentreren.
Nog afgezien van de extra inspanning van een oorlog op meerdere fronten tegelijk, hadden de Karolingen te maken met drie ernstige problemen bij hun pogingen om de Saksen te onderwerpen.
Het eerste obstakel was van logistieke aard. Het gebied van de Saksen was grotendeels bebost, en doordat het nooit deel had uitgemaakt van het Romeinse Rijk was er geen infrastructuur – geen bruggen, verharde wegen of netwerken van steden. Daardoor was het lastig om het gebied te doorkruisen.
Leestip: Hoe de Neder-Germaanse limes de grens van de Romeinse wereld vormde
De bossen en bergen maakten het landschap bovendien ongeschikt voor open veldslagen. Bij elke kloof, elk pad en elke doorwaadbare plaats kon de vijand opduiken. Een tweede factor was de houding van de Karolingen zelf. Ze beschouwden zichzelf als de ultieme verdedigers van het christendom.
Hun oorlog tegen de Saksen is de geschiedenis ingegaan als een van de bloedigste en wreedste conflicten aller tijden. Dat komt grotendeels door de manier waarop Karel de Grote wilde afrekenen met de Saksen: massaexecuties en religieuze vervolging. Door deze aanpak werd het verzet van de Saksen echter alleen nog maar feller.
De Saksische leider Widukind
Het derde grote obstakel voor Karel de Grote was een persoon: Widukind. Toen de inmiddels onderworpen Saksische krijgsheren zich in 777 verzamelden in Paderborn, liet Widukind verstek gaan. Hij ontpopte zich als de leider van het verzet van de Saksen, dat tot uitbarsting kwam toen Karel de Grote in de daaropvolgende jaren ver weg was.
Ook al werd hij keer op keer verslagen, steeds wist Widukind te ontkomen en met hernieuwde krachten terug te slaan. Hij vertrok zelfs naar Denemarken om medestanders te zoeken in zijn strijd tegen de Karolingische legers.
Naarmate de jaren verstreken, en het Widukind steeds duidelijker werd dat de Frankische troepen op open terrein onoverwinnelijk waren, ging hij over op een strategie van guerrilla en volksopstanden. Daarmee bereikte hij weliswaar niet zijn doel, maar hij wist wel tijd te winnen.
Het zou nog jaren duren voordat het grondgebied van de Saksen daadwerkelijk helemaal in handen kwam van Karels troepen. De oorlog duurde dertig jaar en werd niet alleen gevoerd door guerrilla, maar ook aan de hand van een aantal veldslagen, zoals de Slag bij de Süntel in 782.
De roemruchtigste slag vond waarschijnlijk het jaar daarop plaats in Osning (dat sinds de zeventiende eeuw Teutoburgerwoud wordt genoemd). Mogelijk werd deze op dezelfde plek uitgevochten waar bijna acht eeuwen eerder de Romeinse legioenen van generaal Varus waren verslagen door de Germanen van Arminius. Het verhaal wil dat Karel de Grote en Widukind hier oog in oog stonden met elkaar.
Leestip: Hoe ‘apostel der Friezen’ Willibrord het christendom naar Nederland bracht
De confrontatie leverde aantrekkelijke propaganda voor een roemruchtig stukje Europese geschiedenis: de woeste barbaarse strijder met zijn volle baard, zwaaiend met zijn bijl, tegenover de edele christenkoning, die vanuit de voorhoede van zijn manschappen, met het zwaard fier geheven, de vijand tegemoet treedt.
Maar dat tafereel is eerder een mythe dan dat het de werkelijkheid weerspiegelt. De Karolingische kroniekschrijvers gebruikten het idee van een tweegevecht om er de legitimiteit van de overwinnaar, Karel de Grote, aan te ontlenen. Widukind wist echter te vluchten.
Maar waarschijnlijk is hij in 785 toch overgegaan tot het christendom, wellicht murw geslagen door de wreedheid van de militaire campagnes van Karel. De Saksische leider werd in de kapel van Karels residentie in Attigny gedoopt, in het bijzijn van Karel zelf.
Hierna werden de Zuid-Saksische gebieden snel gepacificeerd. Alleen de noordelijke gebieden bleven nog buiten de Karolingische invloedssfeer. Het zou nog zo’n tien jaar duren voordat ook die streken waren onderworpen.
Leestip: Het weerzinwekkende verhaal van ‘weerwolf’ Peter Stumpp
Maar met de nederlaag van Widukind, het symbool van het verzet, was de eerste steen van de Karolingische overwinning stevig gelegd. De laatste stap was de uitvaardiging van de Lex Saxonum, een wetboek waarin het Frankische recht en het Saksische gewoonterecht waren geïntegreerd.
Met deze wetten werden de Saksen gereduceerd tot niets meer dan een van de vele volken in het grote rijk van de Karolingen. De Saksenoorlogen, en het verzet van Widukind in het bijzonder, waren de zwaarste uitdagingen waar Karel de Grote in de 46 jaar van zijn heerschappij mee te maken kreeg.
Bovendien zou hij zich tegen geen enkel ander volk zo wreed opstellen als tegen de Saksen. De Frankische koning, die in 800 keizer werd van het Heilige Roomse Rijk, leefde altijd met de dreiging dat er in de donkere wouden en de dalen een vijand op de loer lag.
Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!













