Na de Romeins-Parthische Oorlog, die tussen 161 en 166 n.C. werd uitgevochten, keerden de Romeinen terug als grote overwinnaar. Hun vreugde zou echter van korte duur zijn. Al snel bleek dat de soldaten een dodelijke ziekte hadden meegebracht van het slagveld die later miljoenen slachtoffers zou maken. Welke mysterieuze plaag heerste er in Rome?

Een virus uit het slagveld

Kort na hun terugkeer in het Romeinse Rijk kregen de troepen in legerkampen last van onverklaarbare klachten. Ze kregen hoge koorts, gevolgd door een gevoel van uitputting dat ervoor zorgde dat ze nog nauwelijks konden functioneren.

Op de huid verschenen rode vlekken, die zich in sommige gevallen ontwikkelden tot pijnlijke blaren en zweren. Sommige slachtoffers herstelden, maar velen stierven na hevige koorts, diarree en ademhalingsproblemen. Anderen verloren hun haar of werden blind door ontstekingen aan de ogen.

Leestip: Loodvervuiling leidde tot lager IQ in het Romeinse Rijk, blijkt uit onderzoek

Aangezien er voortdurend en veelvuldig door het Rijk werd gereisd, verspreidde de ziekte zich binnen de kortste keren onder de gehele Romeinse bevolking. In steden langs de belangrijke handelsroutes werden al snel ziektegevallen gemeld, met veelal dezelfde symptomen. Al snel nam de onrust toe over wat de troepen na hun veldslag in het Parthische Rijk hadden meegebracht.

De pest van Antoninus

Hoewel pandemieën in de Oudheid niet onbekend waren, was dit de eerste keer dat een ziekte zich op deze schaal door het Romeinse Rijk wist te verspreiden. De omstandigheden in de Romeinse steden waren ideaal voor een verdere verspreiding van het virus: steden waren dichtbevolkt en de mensen leefden nauw op elkaar.

Wil je niets missen van onze verhalen? Volg National Geographic op Google Discover en zie onze verhalen vaker terug in je Google-feed!

De nog onbekende ziekte werd ‘de pest van Antoninus’ genoemd, naar de op dat moment heersende keizer Marcus Aurelius Antoninus. Historici schatten dat een kwart van de besmette mensen overleed, wat op het hoogtepunt van de pandemie neerkwam op zo’n tweeduizend doden per dag.

Leestip: Zo verschilde het Romeinse onderwijs van ons schoolsysteem

In de hoop meer over de uitbraak te weten te komen, haalde Marcus Aurelius een van de bekendste artsen van zijn tijd naar Rome: Claudius Galenus. Hij kreeg de taak om zowel de zieken te behandelen als kennis over de uitbraak vast te leggen. De geschriften die hij destijds opstelde, Methodus medendi en De antidotis, zijn nog steeds de belangrijkste bronnen over de pest van Antoninus.

Verslag van Galenus

Ondanks Galenus’ kennis blijkt uit zijn geschriften dat hij voor een raadsel stond. Rome had een uitbraak van dit kaliber nog niet eerder meegemaakt, en Galenus kon de symptomen niet koppelen aan een reeds bekende ziekte. Hij beschreef vooral de huiduitslag bij de zieken: deze bedekte het hele lichaam en was meestal zwart van kleur. Op de plekken zonder zweren was de huid vaak ruw en korstig.

Galenus was vooral geïnteresseerd in de behandeling van de symptomen. Zo adviseerde hij om de koorts te verlagen door te baden in koele, zoete wateren. Ook het balanceren van de ‘humoren’ (bloed, gele gal, zwarte gal en slijm) speelde een rol in zijn behandelingsproces. Die methode zou tot diep in de Middeleeuwen blijven bestaan, bijvoorbeeld in het werk van chirurgijns.

Galenus beschreef zijn ervaring en behandelingsmethoden verspreid over verschillende teksten. In die teksten komt zijn bezorgdheid over de lange duur van de pandemie duidelijk naar voren. Toen de plaag al jaren aanhield, schreef hij: ‘Had het maar een einde.’

Wat was de pest van Antoninus?

Op basis van de beschrijvingen van Galenus proberen moderne wetenschappers te achterhalen welke ziekte de Romeinen destijds teisterde. Symptomen als hoge koorts, hevige diarree, korstige huiduitslag en soms blijvende littekens wijzen volgens moderne artsen op een pokken- of mazelenuitbraak, maar het blijft lastig om dat met zekerheid vast te stellen.

Wat wel zeker is, is dat de pest van Antoninus een verwoestend effect had op de Romeinse bevolking. Uiteindelijk zou de plaag duren tot ongeveer 180 n.C. De precieze sterftecijfers lopen uiteen, maar men schat dat tussen de vijf en tien miljoen mensen overleden; ongeveer een kwart van de gehele bevolking van het Romeinse Rijk.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!