Tijdens mijn bezoek aan de werkkamer van Eugenio Alliata in Jeruzalem wordt me direct duidelijk dat hij een man is die graag zijn handen uit de mouwen steekt. De meeste ruimte op de planken is gevuld met opgravingsverslagen, meetlinten en andere zaken die een archeoloog in het veld nodig heeft.

Broeder Alliata gaat gekleed in het donkerbruin habijt van de franciscanen en zijn hoofdkwartier bevindt zich in het Klooster van de Geseling. De kerkelijke overlevering wil dat het klooster is gebouwd op de plek waar Romeinse soldaten Jezus Christus na zijn doodvonnis geselden en hem een doornenkroon opzetten.

‘Overlevering’, is overigens een veelgebruikte term in dit deel van de wereld, waar drommen toeristen en bedevaartgangers alle plekken bezoeken die naar verluidt belangrijke momenten in het leven van Jezus Christus markeren –van Bethlehem, waar hij werd geboren, tot zijn graf in Jeruzalem.

Als gelovig man maakt Alliata zich geen zorgen over wat de opgravingen kunnen onthullen over Jezus Christus. “Het zou hoogst opmerkelijk zijn als er archeologisch bewijs opduikt voor [het bestaan van iemand] die tweeduizend jaar geleden heeft geleefd”, erkent hij, achteroverleunend in zijn stoel en met zijn handen gevouwen op zijn habijt. “Maar het gaat ook weer te ver om te beweren dat Jezus geen enkel spoor heeft nagelaten.”

Dit met edelstenen bezette enkolpion gedragen door Theophilos III Grieksorthodox patriarch van Jeruzalem bevateen afbeelding van Maria en Jezus
Dit met edelstenen bezette enkolpion, gedragen door Theophilos III, Grieksorthodox patriarch van Jeruzalem, bevat een afbeelding van Maria en Jezus.
Simon Norfolk

Verreweg de belangrijkste en misschien ook wel de omstredenste van die sporen zijn de teksten in het Nieuwe Testament, en dan vooral de eerste vier boeken: de evangeliën volgens Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Maar wat is precies het verband tussen deze teksten uit de tweede helft van de eerste eeuw, de tradities die ze hebben voortgebracht en het werk van een archeoloog? “Overlevering verlevendigt de archeologie en archeologie verlevendigt de overlevering”, stelt Alliata.

Archeologen maken al zo’n 150 jaar serieus werk van opgravingen in het Heilige Land en ik hoop op mijn reis te ontdekken hoe christelijke teksten en tradities zich verhouden tot hun ontdekkingen. Maar voor ik op pad ga, moet ik eerst serieus nadenken over die ene belangrijkste vraag die als een donkere wolk boven de zoektocht naar de historische mens Jezus hangt: is het mogelijk dat Jezus Christus nooit heeft bestaan?

Er zijn sceptici die dat menen, maar dat geldt niet voor wetenschappers. En zeker niet voor archeologen. “Ik zou geen enkele serieuze onderzoeker kunnen noemen die vraagtekens plaatst bij de historiciteit van Jezus”, zegt Eric Meyers, archeoloog en emeritus hoogleraar joodse studies aan Duke University in North-Carolina. “Er wordt al eeuwenlang gekibbeld over details, maar er is werkelijk niemand die twijfelt aan het bestaan van de persoon Jezus.”

De groep onderzoekers die Jezus bestudeert, valt uiteen in twee duidelijk afgebakende kampen: de ene helft gelooft dat de wonderen verrichtende Jezus uit de evangeliën de werkelijke Jezus is. Volgens de andere helft kunnen we de ware Jezus op het spoor komen door het bestuderen van de evangeliën, via historisch onderzoek en literaire analyse. Beide kampen zoeken hun heil in de archeologie.

Met Pasen lopen Samaritaanse mannen naar de top van de Gerizim  volgens hun geloof bevond Gods ware tempel zich dr en niet in Jeruzalem In Jezus tijd werden de Samaritanen geminacht Toch noemde hij in een van zijn bekendste gelijkenissen een goede Samaritaan als toonbeeld van naastenliefde
Met Pasen lopen Samaritaanse mannen naar de top van de Gerizim – volgens hun geloof bevond Gods ware tempel zich dáár, en niet in Jeruzalem. In Jezus’ tijd werden de Samaritanen geminacht. Toch noemde hij in een van zijn bekendste gelijkenissen een “goede Samaritaan” als toonbeeld van naastenliefde.
Simon Norfolk

De Geboortekerk is de oudste, nog dagelijks gebruikte Christelijke kerk, maar niet alle wetenschappers zijn ervan overtuigd dat Jezus in Bethlehem werd geboren. Slechts in twee van de vier evangeliën wordt zijn geboorte beschreven, en die verhalen lopen ook nog eens sterk uiteen. Lucas spreekt over de kribbe en de herders, terwijl Matteüs de wijzen, de kindermoord en de vlucht naar Egypte noemt.

De archeologie doet over deze kwestie nauwelijks uitspraken. Niet zo vreemd als je bedenkt hoe klein de kans is dat er nu, tweeduizend jaar later, nog enig bewijs te vinden zou zijn van een verblijf van een eenvoudig echtpaar. Opgravingen in en rond de Geboortekerk hebben tot op heden geen artefacten opgeleverd die stammen uit de tijd van Christus, noch enig teken dat het voor vroege christenen een heilige plek was.

Het vroegste eenduidige bewijs hiervoor stamt uit de derde eeuw, toen de theoloog Origenes van Alexandrië tijdens een verblijf in Palestina het volgende schreef: “In Bethlehem is de grot te zien waar (Jezus) werd geboren.”

Aan het begin van de vierde eeuw zond keizer Constantijn een keizerlijke delegatie naar het Heilige Land op plaatsen die in verband werden gebracht met het leven van Christus te markeren met kerken en heiligdommen. Toen de afgezanten de grot vonden waar Jezus volgens de overlevering was geboren, bouwden ze op die plek een kerk, de voorloper van de huidige basiliek.

Veel wetenschappers houden zich op de vlakte als het gaat om de geboorteplaats van Christus. Naar hun mening geldt hier het aloude adagium waarmee ik als eerstejaars archeoloog al kennismaakte: “De afwezigheid van bewijs is geen bewijs voor afwezigheid.”

Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal kunt u lezen in het decembernummer van National Geographic Magazine.