Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 4, 2019.
In het oude Rome moesten de leden van rijke, elitaire families overdag aan veel verplichtingen voldoen. Van de vroege ochtend tot de late avond waren al hun activiteiten erop gericht een goede indruk te maken, een smetteloze reputatie op te bouwen en hun generositeit en deugdzaamheid (virtus) ten toon te spreiden, kwaliteiten die onmisbaar waren voor het behouden of verwerven van de hoogste ambten.
De werkdag van een Romeinse patriciër begon al vroeg. Amper uit bed moest hij een ceremonie voltrekken die essentieel was in zijn bestaan: de salutatio. Die bestond eruit dat hij alle mensen met wie hij een bijzondere band had moest groeten: de leden van zijn ‘familie’, dat wil zeggen zijn verwanten en slaven, alsmede zijn vrienden en clientes.
Een lange rij smekelingen
Elke ochtend stond er een menigte bezoekers van alle rangen en standen voor de deur. Naaste vrienden en mensen van gelijke stand mochten naar de slaapkamer van de heer des huizes. Anderen wachtten buiten of in de vestibule op hun beurt om in het atrium te worden toegelaten. Een speciale slaaf, de nomenclator, had tot taak deze bezoekers te identificeren. Hij stond naast zijn meester en fluisterde hun namen in zijn oor. De patriciër herhaalde deze terwijl hij ze een hand gaf en ervoor zorgde dat ze een sportula, oftewel een gift, overhandigd kregen.
De grootste menigte salutatores bevond zich meestal voor de deur van de keizerlijke villa, waar het personeel dat voor de ontvangst moest zorgen heel wat talrijker was. Naast zijn vrienden, voor wie de salutatio verplicht was, ontving de keizer ook zijn senatoren, die samen met hun vrouwen en kinderen kwamen. Op sommige feestdagen, zoals de verjaardag van de troonsbestijging of nieuwjaarsdag, stond het paleis open voor het hele volk, dat toestroomde om de keizer trouw te betuigen.
Tijdens de ontvangst van zijn vrienden en clientes (gunstelingen of beschermelingen), nam de heer des huizes een moment de tijd om een licht ontbijt te nuttigen van brood met knoflook en zout gedoopt in wijn, en soms wat kaas, eieren en gedroogde of verse vruchten. Ook benutte hij de vroege ochtenduren om de slaven en liberti (vrijgemaakte slaven) van zijn familie, die zijn zaken behartigden, instructies te geven. De salutatio kon wel twee uur in beslag nemen, waarna de patriciër zijn huis verliet om zich naar het forum te begeven voor het vervolg van zijn dagtaak.
Politieke activiteiten
Op het forum bracht hij een groot deel van de dag door met het behartigen van zijn zaken, zijn negotium, zij het als redenaar, jurist of geldschieter. Dat gebeurde in de rechtbanken, de tribunalen, die van het derde tot het negende uur geopend waren. Politieke tegenstanders werden er te vuur en te zwaard bestreden, vrienden en clientes werden tegen eventuele aantijgingen verdedigd.
Op het middaguur, aan het eind van het zesde uur, werd er een pauze gehouden om uit te rusten en een versterking te gebruiken in een cauponaof popina (de Romeinse restaurants). Deze tweede maaltijd bestond uit bijvoorbeeld peulvruchten, stokvis, eieren, kip, eend of kalkoen, fruit en wijn. Van deze middagpauze aan het eind van de sextus is het woord ‘siësta’ afgeleid. Volgens getuigenissen hield iedereen, ten minste in de zomer, een middagdutje, zodat de straten van Rome op dat tijdstip uitgestorven waren. Na het middagdutje werden de politieke en juridische activiteiten op het forum hervat, tot aan het eind van het negende en laatste uur, waarna de Senaat zijn deuren sloot.
Politieke activiteiten konden ook buiten de stad plaatsvinden, op het platteland, want ook de boeren hadden stemrecht. De patriciërs trokken de dorpen in om potentiële kiezers de hand te schudden en hen aan hun kant te krijgen door ze te beloven hun invloed voor hun belangen in te zetten.
Met vrienden in de thermen
De feestdagen en alle andere dagen waarop, uit bijgeloof, noch de Senaat noch de rechtbanken hun deuren openden, werden doorgebracht in totale ledigheid (otium). De rijke Romeinen trokken zich terug in hun villa’s op het platteland of aan zee, in Tusculum, Tibur, Monte Circeo of Herculaneum, waar ze zich wijdden aan de lectuur en de studie van filosofie, terwijl het plebs spektakels bezocht die de aristocratie voor ze organiseerde in het theater of het circus en die meestal eindigden in overvloedige gratis banketten.
Wanneer het werk op het forum erop zat, gingen de patriciërs naar de barbier of naar de thermen of maakten ze een wandeling door de zuilengangen van het Marsveld (Campus Martius). Daar konden ze een praatje maken met hun vrienden, over het laatste nieuws of over hun zaken, net als in de 19de eeuw gebeurde in de Europese herenclubs. Nu brak ook het moment aan voor een andere belangrijke gebeurtenis in de dagbesteding van de prominente Romeinen: het avondmaal (cena). Hiervoor dienden de juiste mensen te worden uitgenodigd, die een garantie konden betekenen voor maatschappelijk en politiek succes.
In de rijkste huizen werden de meest exotische gerechten opgediend. De gasten werden ontvangen door een slaaf, die hun toga verruilde voor een gemakkelijker en luchtiger kledingstuk; hij trok hun sandalen uit en waste hun handen en voeten, waarna hij ze een plaats toewees op het triclinium, de drie banken waarop de Romeinen aanlagen bij de maaltijd. De bank links van de tafel en de middelste vormden de eerste rang; de ereplaats op elke bank was de linker.
De overdadige banketten
Zoals Petronius beschreef in de beroemde passage over het feestmaal in zijn schelmenroman Satyricon (de meest uitgebreide en gedetailleerde in de literatuur), werden de gerechten (tussen de drie en de zeven) tezamen met talrijke bijgerechten opgediend door een groep slaven onder leiding van een ceremoniemeester. Het nagerecht was het voorspel tot de laatste fase van het banket, de comissatio, een drinkgelag onder gevarieerde begeleiding van muziek, zangers, dansers, mimespelers en zelfs gladiatoren. Een inscriptie in Pompeï luidt: ‘Werp geen zinnelijke blikken en houd uw ogen af van getrouwde vrouwen. Scheld niet, word niet boos en uit geen beledigingen. Ga naar huis als u dit niet kunt.’
De gasten, vaak dronken, verlieten en masse het huis, na te zijn geschoeid en gekleed door hun slaven die hen tot aan hun bed begeleidden. Ook de gastheer trok zich terug in zijn slaapvertrek, een kleine, schaars gemeubileerde kamer (cubiculum), vaak aan de westzijde van de binnenhof, waar hij in de ochtend de eerste zonnestralen van een nieuwe werkdag ontving. Klaar voor een nieuwe salutatio.
Ga in november mee op reis door de geschiedenis tijdens History Month.
Natgeo.nl/historymonth