Een dagje bubbelen en wegzweten in de spa is voor mij dé manier om weer helemaal tot rust te komen. Hoewel ik het liefst elke dag zou gaan, komt het er in de praktijk misschien hooguit twee keer per jaar van. Hoe anders was dat in Klassieke Oudheid, toen Romeinen vrijwel dagelijks in het badhuis te vinden waren. Zo zag een bezoek aan een Romeins badhuis eruit.
Romeins badhuis: naakt sporten, wassen en socializen
De Romeinen hadden twee soorten openbare badplaatsen: de thermen (van het Griekse thermos, ‘warm’) en de balneae. Laatstgenoemde waren de kleinere zwembaden en badhuizen, de thermen waren grotere badcomplexen die werden beheerd door de staat. Omdat het aanleggen van een badkamer in huis alleen was weggelegd voor de rijke Romeinen, ging de gewone man bijna elke dag naar de thermen of balneae om fris voor de dag te kunnen komen.
Maar een Romeins badhuis was veel meer dan alleen een plek om je oksels te wassen: nadat je je spullen netjes had opgeborgen kon je er – in je blootje – sporten, een massage of andere gezondheidsbehandeling nemen, je laten insmeren met badolie en uitpuffen in een stoomruimte. Met een huidschraper, een van de merkwaardigste verzorgingsproducten uit het Romeinse Rijk, werd het vuil samen met de olie van de huid geschraapt. Afkoelen kon in het koude bad in het zogenaamde frigidarium.
Aangezien een bezoek aan het badhuis een dagelijkse bezigheid was, werd het ook een belangrijke ontmoetingsplaats. Zo kon je er bijkletsen of zakendoen met stadsgenoten of kennismaken met eenieder die op doorreis was. In de gebouwen rond de badhuizen kon ook wat worden gegeten en gedronken of bijvoorbeeld een lezing of tentoonstelling worden bezocht. Mannen en vrouwen baadden gescheiden: de vrouwen waren in de ochtend aan de beurt, de mannen mochten daarna tot zonsondergang blijven hangen.
Hoe werd een Romeins badhuis verwarmd?
In het badhuis waren diverse warme ruimten: het caldarium (met warmwaterbaden), het tepidarium (lauwwarme centrale (rust)ruimte), het sudatorium (vochtige zweetruimte) en het laconium (droge zweetruimte). Hoe werden deze op temperatuur gehouden?
De Romeinen hadden een eigen verwarmingssysteem ontwikkeld, ook wel hypocaustum genoemd: een ‘zwevende’ vloer op kleine bakstenen zuilen die vanonder werd verhit. Deze vroege vorm van vloerverwarming werd niet alleen in huizen gebruikt, maar ook in de badhuizen. In de stookruimte (praefurnium) hielden slaafgemaakten het vuur constant aan de gang, vanwaar de hitte en rook zich via holle ruimten in de vloer en muren verspreidden. Zo hielden ze de temperatuur van de warme ruimten en baden constant.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Romeinse badhuizen in Nederland
Zo’n tweeduizend jaar geleden liep de grens van het Romeinse Rijk (de zogenaamde limes) dwars door het huidige Nederland, langs de Rijn. Dat betekent dat de Romeinen ook hier hun sporen hebben achtergelaten. In de negentiende en twintigste eeuw kwamen meerdere Romeinse badhuizen uit de grond tevoorschijn, waaronder in Maastricht, Heerlen, Nijmegen en Meerssen.
De thermen van Heerlen (Coriovallum in de Romeinse tijd) is het best bewaarde exemplaar en kan worden bezocht in het Thermenmuseum. Wie iets minder inbeeldingsvermogen heeft, kan ook terecht in het Archeon in Alpen aan de Rijn. Daar vind je een reconstructie van het Romeins badhuis in Heerlen.
Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.