In de jaren veertig en vijftig werden er, met name in de Verenigde Staten, programmeerbare machines ontwikkeld die in staat waren berekeningen uit te voeren op een schaal die daarvoor ondenkbaar was. Deze vijf enorme apparaten waren de voorlopers van de computers van nu.
1. MARK I (1944)
In 1936 besloot Howard Aiken, die was afgestudeerd aan Harvard University, een programmeerbare computer te ontwikkelen. Hij liet zich inspireren door het negentiende-eeuwse werk van de wiskundige Charles Babbage. In 1939 wist Aiken financiering te krijgen van technologiebedrijf IBM.
Twee jaar later sloot de Amerikaanse marine zich aan bij het initiatief, met het doel de machine te gebruiken om met complexe berekeningen de baan van langeafstandsraketten te volgen. De Mark I werd in 1944 afgemaakt en onder meer gebruikt om de impact van de implosie van de atoombom uit te rekenen.
Leestip: Robert Oppenheimer: de uitvinder van de atoombom
Het enorme apparaat was zo’n vijftien meter lang, woog ongeveer vijfduizend kilo en bestond uit 750.000 onderdelen. De drie ponskaartlezers achter in de kamer werden gebruikt om gegevens in te voeren en te verzamelen. Aiken, gekleed in uniform, bekijkt een van de kaarten.
2. ENIAC (1945)
In 1943 financierde de Amerikaanse marine een computerproject dat werd geleid door twee ingenieurs van de University of Pennsylvania, John Mauchly en John Presper Eckert, Jr. Het doel was de ontwikkeling van een elektronische machine die sneller en betrouwbaarder zou zijn dan de mechanische Mark I.
Leestip: Ada Lovelace, de vrouw die ’s werelds eerste computerprogramma schreef
De ENIAC (Electronic Numerical Integrator and Computer) was vijftien bij negen meter en nam een volledige kamer in beslag. Het apparaat had veertig panelen van bijna twee meter hoog en meer dan 17.000 vacuümbuizen die het elektrische circuit veel sneller en efficiënter reguleerden dan de mechanische schakelaars van Mark I.
De computer kon 5000 berekeningen per seconde maken, terwijl dat er bij de voorganger nog geen vier waren. In februari 1946 werd de ENIAC publiekelijk geïntroduceerd als ‘de eerste elektronische computer ter wereld’. Het leger gebruikte de machine onder meer om de haalbaarheid van een ontwerp voor een waterstofbom te toetsen.
3. EDVAC (1949)
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was er veel interesse in het ontwikkelen van de ‘universele computer’ die de Britse wetenschapper Alan Turing voor ogen had. De Amerikaanse theoreticus John von Neumann publiceerde in 1946 een baanbrekende studie waarin hij voorspelde dat de toekomstige computers gebruik zouden maken van programma’s die in hetzelfde geheugen werden bewaard als de gegevens, in plaats van op een externe elektronische kaart.
Leestip: Hoe pik je een AI-foto eruit? Een expert geeft tips
Datzelfde jaar begonnen de uitvinders van de ENIAC te bouwen aan de EDVAC, die in 1949 werd gepresenteerd. De EDVAC was een van de eerste computers waarbij zowel de gegevens als de instructies in het geheugen zaten opgeslagen, zoals Von Neumann had geschetst.
Bij de EDVAC werd bovendien gebruikgemaakt van de kwikzilveren vertragingslijn, een voorganger van de transistor. Hierdoor kon het gebruik van vacuümbuizen, die geregeld smolten, worden teruggebracht. De EDVAC nam zo’n 45 vierkante meter in beslag.
4. UNIVAC (1951)
De EDVAC werd gebruikt om ballistische koersen voor het leger te berekenen, maar de ontwerpers raakten ook geïnteresseerd in het maken van computers voor civiel gebruik. In 1946 kregen Eckert en Mauchly de opdracht om een computer te bouwen voor het United States Census Bureau.
Deze zou als vervanging dienen voor de ponskaartmachines die al sinds de negentiende eeuw werden gebruikt om gegevens van de Amerikaanse volkstelling bij te houden op ponskaarten. Hoewel het duo in financiële problemen kwam, waarna hun bedrijf werd opgekocht door de typemachine-producent Remington, introduceerden ze in 1951 de UNIVAC (Universal Automatic Computer). In dit apparaat werden eveneens kwikzilveren vertragingslijnen gebruikt, waardoor het aantal vacuümbuizen kon worden teruggebracht naar 5000.
Leestip: Meer regen door cloud seeding? Dit zijn de feiten en fabels
Dit zorgde ervoor dat de computer kleiner was, zonder dat daar rekenkracht voor moest worden opgegeven. UNIVAC kon 7200 decimale getallen per seconde lezen. De foto hieronder toont hoe de informatie werd ingevoerd door middel van een toetsenbord en een console. De resultaten werden bewaard op magnetische tape in plaats van ponskaarten, waarna de gegevens werden uitgeprint op een doorlopende riem papier.
5. IBM 650 (1954)
De ontwikkeling van computers was een directe bedreiging voor IBM, een bedrijf dat sinds de vroege twintigste eeuw gedijde door de productie van ponskaartmachines. Daarom besloot IBM een eigen computer te ontwikkelen. In 1954 presenteerden ingenieurs van IBM een machine die zou uitgroeien tot de eerste commercieel succesvolle computer.
De IBM 650 kostte 500.000 dollar, terwijl de UNIVAC ongeveer twee keer zo duur was. In acht jaar tijd verkocht IBM 1800 exemplaren. Toch leek de IBM 650 in niets op hedendaagse computers. Het apparaat was uitgerust met een magnetisch trommelgeheugen in plaats van een harde schijf (een element dat IBM introduceerde in 1956); er werden vacuümbuizen gebruikt in plaats van transistors (hoewel concurrent Bell Labs al in 1954 een computer met transistoren introduceerde, deed IBM dit pas in 1959); en de programma’s werden vastgelegd op klassieke ponskaarten.
Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium én steun de missie van National Geographic. Word nu lid!