Op 16 juli 1482 verschuilen negentien Gelderse ruiters zich in de kerktoren van Barneveld. Ze zijn omsingeld door Hoekse troepen uit Amersfoort en Nijkerk, die de kerk met kanonnen bestoken. Het ziet er niet goed uit voor de belegerden: ze kunnen geen kant op. Plotseling verschijnt een van de mannen op de toren. Hij spreekt zijn kameraden toe, zet zijn handen in zijn zij en springt naar beneden. Die man is Jan van Schaffelaar. Waarom deed hij dit – en hoe liep het af?

Wie was Jan van Schaffelaar?

Over het leven van Jan van Schaffelaar is weinig met zekerheid bekend. Volgens latere bronnen woonde hij met zijn vrouw en dochter op de Van Schaffelaar-hoeve in Leusden. Om bij te verdienen treed hij in dienst als ruter (ruiter) bij hertog Karel de Stoute, die in Frankrijk strijdt tegen René II van Lotharingen. Na die veldtocht keert hij terug naar het Sticht Utrecht, een vorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk, waar hij als huurling opnieuw in actie komt.

De Stichtse Oorlog

Het Sticht Utrecht is op dat moment al jaren verdeeld in twee kampen die elkaar ook elders in de Lage Landen naar het leven staan: de Hoeken, veelal stedelijke facties die zich tegen Bourgondische inmenging keren, en de Kabeljauwen, die juist de Bourgondiërs en hun bondgenoten steunen.

In 1456 benoemt de paus, gesteund door de Bourgondische hertog Filips de Goede, diens bastaardzoon David van Bourgondië tot bisschop van Utrecht. De Utrechtse steden en hun bondgenoten – de Hoeken – verzetten zich hiertegen en steunen hun eigen kandidaat, Gijsbrecht van Brederode. Door de gevangenneming van Van Brederode weet David van Bourgondië in functie te blijven, maar de strijd tussen Hoeken en Kabeljauwen laait telkens opnieuw op.

Leestip: Handelaren en heilige varkens: zo zag Utrecht er in de Middeleeuwen uit

Wanneer Filips de Goede overlijdt, breekt er een nieuwe opstand uit. Bisschop David krijgt steun van Maximiliaan van Oostenrijk, die Kabeljauw-huurlingen inzet om de rebellerende steden te bestrijden. Jan van Schaffelaar is een van die huurlingen. Vanuit kasteel Rosendael trekt hij met zijn mannen naar de Veluwe om voedseltransporten richting het belegerde Utrecht te onderscheppen. In Barneveld loopt dat fataal af.

‘Ic moet ummer sterven’

De Hoeken verrassen Van Schaffelaar en zijn mannen en drijven hen in de toren van de Oude Kerk. Terwijl het geschut inslaat en meerdere mannen sneuvelen, proberen de overlevenden te onderhandelen over hun overgave. De eis van de Hoeken is echter ongebruikelijk: Jan van Schaffelaar moest uit de toren naar beneden worden gegooid. Zijn kameraden weigeren.

Leestip: Wie was koning Arthur, en hoe is zijn legende ontstaan?

Daarop neemt Van Schaffelaar zelf het woord. ‘Lieve gesellen, ic moet ummer sterven, ic wil u geenen last brengen,’ zou hij hebben gezegd. Vervolgens beklimt hij de kantelen en springt hij. Hij overleeft de val, maar wordt direct door vijandelijke soldaten gedood.

Nalatenschap

De dood van Van Schaffelaar blijkt de Hoeken niet te helpen: korte tijd later geven de Hoekse steden zich over aan Maximiliaan van Oostenrijk. De uitkomst van het conflict versterkt Maximiliaans positie in de Nederlanden, die in de decennia daarna steeds steviger onder Habsburgs gezag komen te staan.

De sprong van Jan van Schaffelaar bleef echter voortleven – als symbool van trouw en zelfopoffering. Nog altijd wordt hij in Barneveld herdacht, en de kerktoren waar hij zijn laatste sprong maakte, draagt sindsdien zijn naam.

Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!