In de vroeg-Romeinse geschiedenis was het huwelijk geregeld volgens een patriarchaal model: zodra een vrouw was getrouwd, maakte ze deel uit van de familie van haar echtgenoot. Ze was dan volledig onderworpen aan de manus of voogdij van haar man, net als een minderjarig kind.
Dit werd conventio in manum genoemd. In ruil voor de verantwoordelijkheid die de echtgenoot op zich nam, gaf de vader van de bruid hem een bruidsschat. Niet alleen de vrouw, maar ook deze schenking viel onder de voogdij van de man, die er naar eigen inzicht over kon beschikken.
Een gevolg van dit regime was dat de man het recht had zijn echtgenote te verstoten. Zij daarentegen mocht niet het initiatief nemen om van haar man te scheiden. Plutarchus schreef dat Romulus, de eerste koning van Rome, een ‘heel strenge’ wet had uitgevaardigd.
Leestip: Romulus en Remus: wie van de twee broers stichtte Rome?
Die stond het niet toe ‘haar man te verlaten, maar het de man wel toestond zijn vrouw te verstoten’. Een verstoting werd echter alleen gezien als gerechtvaardigd als de echtgenote ernstige feiten had begaan, zoals haar kinderen vergiftigen of overspel plegen.
Rechteloze, gescheiden vrouwen
Een gescheiden vrouw was in één klap al haar rechten en bezit kwijt. Als haar echtgenoot haar had betrapt op dronkenschap of overspel, kon het haar volgens andere bronnen zelfs het leven kosten.
Plutarchus voegde eraan toe dat ‘Romulus had bepaald dat als iemand om andere redenen zijn vrouw verstootte, een deel van zijn bezit voor de vrouw was, en een deel aan Demeter moest worden gewijd’. Dit offer aan de godin was om boete te doen.
Er is in de Oudheid weinig geschreven over scheidingen in de tijd van de vroege Romeinse Republiek. Valerius Maximus vermeldt dat censoren Lucias Annius in 307 v.C. uit de senaat hadden gezet omdat hij ‘de maagdelijke vrouw met wie hij was getrouwd had verstoten, zonder dat hij advies had gevraagd aan een vriend’.
Ook is bekend dat Spurius Carvilius Maximus Ruga, die in 230 v.C. consul was, zijn vrouw verstootte omdat ze ‘onvruchtbaar zou zijn’. Zo wist Spurius de consequenties van een niet-gerechtigde scheiding te ontlopen.
Meerdere redenen om te scheiden
Vanaf het begin van de tweede eeuw v.C. kwamen scheidingen frequenter voor. Dat werd mogelijk doordat er steeds vaker sprake was van een huwelijk sine manu. In zo’n huwelijk bleef de vrouw onder voogdij staan van haar vader en niet van haar echtgenoot. Zo kon de vrouw, die ook eigenaar bleef van haar privébezit, het initiatief nemen om te scheiden.
De bruidsschat werd lange tijd beschouwd als het onvervreemdbaar eigendom van de man, maar in de huwelijkswetten van keizer Augustus werd bepaald dat een vrouw na een scheiding de bruidsschat terugkreeg. Het achterliggende idee was dat een gescheiden vrouw opnieuw zou trouwen en zo meer kinderen zou baren.
Gedurende de eeuwen kwamen er steeds meer legitieme redenen om te scheiden. In de vijfde eeuw werden deze opgenomen in de Codex Theodosianus. Soms ging het om overtredingen van morele aard.
Leestip: Maakte Constantijn de Grote van het christendom de staatsreligie van Rome?
Zo kon de man zijn vrouw verstoten als zij zonder zijn medeweten of goedvinden naar feesten was geweest, in andermans huis had geslapen, (theater)voorstellingen had bijgewoond, of als zij hem mishandelde. De vrouw kon als motivering voor een scheiding aanvoeren dat haar man ‘onkuise vrouwen’ naar de echtelijke woning had gehaald.
Andere geldige scheidingsgronden waren slechte gezondheid, geestesziekte of langdurige afwezigheid van een van de echtelieden. Soms werd de aanleiding voor een scheiding stilgehouden.
Toen Aemilius Paulus, de veroveraar van Macedonië, scheidde van zijn vrouw Papiria, begreep niemand waarom. Papiria was een verstandige, mooie en vruchtbare vrouw, waarmee hij twee zoons had. Toen mensen Aemilius vroegen naar de reden, wees hij op zijn sandaal en zei dat je van de buitenkant niet kunt zien op welke plek de schoen te strak zit.
Leestip: 5 hardnekkige mythen over het Romeinse Rijk ontkracht
Maar er was niet altijd een reden nodig om te kunnen scheiden. Deze kon ook communi consensu zijn, ‘met onderling goedvinden’. De echte oorzaak lag dan vaak in familiebelangen, bijvoorbeeld een gewenste alliantie tussen twee clans.
Een huwelijk kon ook nodig zijn om politieke redenen. Zo verstootte Pompeius de Grote zonder omhaal zijn eerste vrouw om te kunnen trouwen met Aemilia, de stiefdochter van de dictator Lucius Cornelius Sulla.
De hervormingen van Augustus
Augustus legde de vrijheid om te scheiden enigszins aan banden. Volgens de jurist Sextus Pomponius kwamen er straffen voor de partner die werd beschouwd als de schuldige aan de breuk. Desondanks waren tijdens het Keizerrijk bij de Romeinse elite scheidingen aan de orde van de dag, om te beginnen in de keizerlijke families zelf.
De eerste keizers – Augustus, Tiberius, Caligula, Claudius en Nero – zijn allemaal één of meerdere keren gescheiden. Sommige intellectuelen en satirische dichters bekritiseerden hoe vlot mannen afstand deden van hun echtgenote, alleen omdat die ouder werd.
In zijn Satire VI schreef Juvenalis dat een man die net was getrouwd met een jonge vrouw haar de laan uit zou sturen zodra haar schoonheid zou beginnen te tanen: ‘Zo gauw haar eerste drie rimpels verschijnen en haar droge huid begint te verslappen, / wanneer haar tanden zwart worden en haar ogen kleiner, / zal een vrijgelaten slaaf haar toebijten: ‘Pak je spullen en ga weg. / Ophoepelen, het enige wat je doet is maar wat kletsen. / Verdwijn! Snel!’’
Als een vrouw meermalen was gescheiden, kreeg ze met nog veel scherpere kritiek te maken. Zo schreef Martialis bijvoorbeeld: ‘Telesilla gaat nu trouwen met haar tiende man. / Een vrouw die zo vaak trouwt, trouwt niet, maar is overspelig / volgens de wet; een ordinaire prostituee vind ik nog minder kwalijk.’
Flitsscheiding
Voor een scheiding was geen juridische procedure nodig. Om een vrouw te verstoten hoefde de man niet meer te zeggen dan: ‘pak je spullen en verdwijn’. Als de matrona de echtelijke woning had verlaten, was het voor iedereen duidelijk dat er een einde was gekomen aan het huwelijk. In de eerste eeuw v.C. was het gebruikelijk dat een vrijgelaten slaaf gemaakte aankondigde dat er een scheiding ophanden was.
Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van huisrechtbanken. Deze bestonden waarschijnlijk uit familie en vrienden van beide echtelieden. Eerst werd dan een poging gedaan tot bemiddeling. Als verzoening niet mogelijk bleek, volgde een rechtszaak, die garanties moest bieden voor de financiële positie van de echtgenote na de scheiding.
De voogdij over de kinderen stond nooit ter discussie. Het huwelijk als instituut had boven alles tot doel dat een familielijn wettig werd voortgezet. Daarom kreeg de vader altijd de voogdij over de kinderen, die op hun beurt ook hun rechten als erfgenamen behielden. Pas in de tweede eeuw n.C. werd deze regel enigszins genuanceerd. Toen kwam er een mogelijkheid om kinderen aan de moeder toe te wijzen in het geval van immoraliteit van de vader.