Halverwege de achttiende eeuw was Parijs een overbevolkte stad met meer dan een half miljoen inwoners. Verrassend genoeg had de bevolking zich al tientallen jaren rustig gehouden. Kroniekschrijvers uit die tijd waren het er roerend over eens dat ‘het volk van nature goed en vreedzaam was en niet van rellen hield’. Maar dat kon zomaar veranderen. En dat gebeurde.
Vanaf 1747 zorgde hongersnood ervoor dat een stroom uitgemergelde mensen vanuit een aantal Franse provincies naar Parijs trok, op zoek naar een beter leven. Maar daar waren ze allesbehalve welkom. Volgens de politie waren het stuk voor stuk ‘zwervers, flierefluiters, bedriegers en lieden zonder werk of inkomen’. De autoriteiten reageerden op daarbij passende wijze. Eind 1749 werd het toezicht verscherpt, waardoor de spanningen opliepen.
Geruchten over ontvoerde kinderen
Al snel begonnen zich geruchten te verspreiden. Het gonsde dat de politie kinderen ontvoerde en liet verdwijnen. Die geruchten voedden allerlei primitieve angsten onder het volk: voor mythische monsters, voor handel in lijken bedoeld voor de snijtafel en zelfs voor vampiers.
Leestip: Angst voor de levende doden: waarom geloofde men vroeger in vampiers?
Volgens sommigen gingen de ontvoerde kinderen naar het paleis van koning Lodewijk XV, die aan lepra leed en ‘bloedbaden nam alsof hij de nieuwe Herodes was’. Maar het ging niet alleen om wilde fantasieën en andere ongefundeerde verzinsels.
De angsten waren gebaseerd op reële en bekende politieke praktijken. Al minstens honderd jaar werden in Frankrijk onder dwang jonge mannen gerekruteerd voor het leger of voor dienst in de Franse koloniën in Amerika, vooral Canada.
Een koninklijke verordening van november 1749 gooide nog olie op het vuur. Hierin werd bepaald dat ‘alle bedelaars, vagebonden en nietsnutten’ die in de stad werden aangetroffen, ‘moesten worden ‘opgesloten’.
De politiecommandant van Parijs, Nicolas Berryer, voerde het decreet meteen uit. In een brief gaf hij een van de nieuwe stadswachters het bevel ‘de groepen flierefluiters en vagebonden op openbare pleinen en promenades’ uiteen te drijven.
Leestip: De luguberste bezienswaardigheid van Parijs: de catacomben
Daarnaast benadrukte hij dat jonge mannen uit de bourgeoisie tijdens die rondes ‘moesten worden geïntimideerd’. Deze brief was aanleiding om 91 jongeren naar de Parijse gevangenissen te sturen. De arrestaties hadden meerdere incidenten tot gevolg.
Op 1 mei arresteerde surveillant Sébastien Leblanc zes kinderen van twaalf tot vijftien jaar die op straat aan het spelen waren in de wijk Saint-Laurent, in het noorden van de stad. Er ontstond paniek in de buurt en er braken vechtpartijen uit met de politie, maar uiteindelijk werden de kinderen toch meegenomen.
In zijn dagboek deed advocaat Barbier verslag van het voorval: ‘Sinds een week sluipen politieagenten in burger rond in diverse wijken en nemen minderjarige meisjes en jongens meteen mee in hun koets. Het gaat om kinderen van ambachtslieden en anderen die in deze buurt mogen zijn, die onderweg zijn naar de kerk of een boodschap doen.’
Wangedrag van de politie
De politie had een opmerkelijke voorkeur voor groepen jongeren ‘zonder baan en inkomen’ die aan het gokken waren of andere spelletjes speelden. Als ze zo’n groep op het oog hadden, stuurden ze eerst iemand ‘verkleed als kok, arbeider of burger die deed alsof hij toekeek bij het spel. Achter hem stond de brigade paraat.’
En als een speler wilde wegrennen, greep de mol ‘degene met het meeste geld’. De agenten ontvingen een bonus voor hun ‘vangst’. Daarom gingen sommigen veel te ver. Ze arresteerden kinderen van arbeiders en ambachtslieden en eisten losgeld voor ze.
Jean-François Joly, een textielarbeidertje van pas negen jaar oud, was op weg naar het huis van zijn zus om zijn kleine nichtje op te halen. Totdat hij volgens zijn eigen verklaring door Leblanc werd ontvoerd, in een koets gegooid en meegenomen naar de gevangenis, waar hij elf dagen lang werd vastgehouden.
Leestip: De mysterieuze vermissing van twee Engelse prinsjes in de Tower of London
Op 22 mei waren er zes gewelddadige aanvaringen tussen de bevolking en de ordediensten. Zodra buurtbewoners dachten een politieman te bespeuren in hun wijk, werd die beschuldigd van betrokkenheid bij kinderontvoering en ging de hele buurt de agent achterna.
Als deze geluk had, kon hij zich verschuilen in een politiepost, en probeerde de commissaris de achtervolgende menigte te sussen. Soms keerde dan de rust terug. Maar in andere gevallen liep het gewelddadig af.
Van oproer tot onderdrukking
Een dag later kwam de opstand tot een hoogtepunt. Zoals de negentiende-eeuwse historicus Jules Michelet schreef: ‘Nooit in de donkerste dagen van de Franse Revolutie was er een dag waarop het hart van het volk zo geraakt werd.’
In de parochie van Saint-Roch vlakbij het Palais-Royal brak een oproer uit. Hoe het precies begon, is niet duidelijk. Een politieagent genaamd Labbé zou hebben geprobeerd een elfjarige jongen te ontvoeren, maar dat werd door de menigte voorkomen.
Uit frustratie volgden ze Labbé tot het huis van politiecommissaris De la Vergée, waar hij naartoe was gevlucht. Via de binnenplaats probeerden ze het huis binnen te komen.
Leestip: Zo ontstonden de arrondissementen van Parijs – en dit zijn de leukste
Ter verdediging begon de politie te schieten, waardoor de gemoederen nog verder verhit raakten. Toen andere agenten Labbé probeerden te ontzetten en naar de gevangenis over te brengen, stormde de menigte op hem af, sloeg hem met stokken en bekogelde hem met stenen.
Zijn ontzielde lichaam werd tentoongesteld voor het huis van Nicolas Berryer, de politiecommandant die de stad moest bevrijden van ‘flierefluiters en vagebonden’. Hij had zich de haat van de bevolking op de hals gehaald door de inzet van zijn ‘vliegen’, zoals de politiespionnen in burger werden genoemd. Eindelijk begrepen de autoriteiten de ernst van de zaak. Het nieuws bereikte zelfs Versailles. Hoewel de rust na zondag 24 mei terugkeerde, was de zaak nog niet gesloten.
De politie onderzocht de gebeurtenissen, de bevolking bleef protesteren tegen de inspecteurs en hun spionnen. Sommigen maakten melding van de aanwezigheid van provocateurs bij de gevechten.
Leestip: Hoe overspelige prinsessen de Honderdjarige Oorlog ontketenden
Het Parlement (de hoogste rechtbank van de stad en de regio Parijs) gelastte een onderzoek naar iedereen die ‘valse geruchten had verspreid over de kinderontvoeringen’, maar ook naar de vraag of zulke ontvoeringen wel echt hadden plaatsgevonden.
Op 1 augustus 1750 velde het hof zijn vonnis. Het legde de gearresteerde officieren, onder wie Leblanc, een symbolische straf op, maar veroordeelde drie rebellen tot ophanging. Het volk kwam opnieuw in opstand tegen dit willekeurige vonnis. Maar ze konden de executies niet voorkomen.
Kort maar krachtig
De rellen rond de kinderontvoeringen duurden kort, maar hebben een stempel gedrukt op de geschiedenis. Ze droegen bij aan de groeiende vervreemding tussen het volk en de macht, het koningshuis voorop. Ook koning Lodewijk XV viel de veranderde houding van de Parijzenaars op.
Leestip: Parijs of Tianducheng? In China worden complete westerse steden nagebouwd
Na 1750 zei hij liever niet meer naar Parijs te gaan, om zich niet te hoeven vertonen ‘aan dat verachtelijke volk dat zegt dat ik een Herodes ben’. Volgens markies d’Argenson, een van zijn ministers, moest niet worden vergeten dat ‘al dit soort zaken vlam kunnen vatten. Een rel kan uitmonden in een opstand, een opstand in een complete revolutie.’
Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!











