Afgelopen weekend werden de helm van Cotofenesti (hierboven te zien) en drie gouden armbanden buitgemaakt uit het Drents Museum in Assen. De gestolen topstukken behoorden toe aan de Daciërs, een volk dat in de Romeinse tijd leefde in grote delen van het huidige Roemenië. Wie waren de Daciërs?
Daciërs, ‘wreder dan wolven’
Zoals bij veel volken uit de Oudheid het geval is, danken we ook de eerste vermelding van de Daciërs aan de Griekse historicus Herodotus, die in de vijfde eeuw v.C. zijn beroemde Historiën schreef. De Daciërs – Herodotus noemde hen Geten – leefden ten noorden van de Donau. Ze komen aan bod in de beschrijving van een veldtocht die Darius I in Europa zou hebben gemaakt.
De Daciërs boden hardnekkig weerstand tegen de Perzen; andere stammen hadden zich zonder slag of stoot overgegeven. Herodotus noemt hen dan ook ‘de dapperste en deugdzaamste van de Thraciërs’.
Vier eeuwen later roemt ook de Romeinse schrijver Ovidius hun krijgslust. Hij had kennis met hen gemaakt tijdens zijn ballingschap (ca. 8-18 n.C.) in Tomis aan de Zwarte Zee (nu Constanța). ‘Ze hebben een woeste stem en uiterlijk, net als Mars,’ vergelijkt hij hen met de Romeinse oorlogsgod. Hij vergelijkt de Daciërs ook met het symbool van hun staat, de wolf: ‘En als ik naar de mensen kijk, zijn ze nog wreder dan wolven.’
Daciërs of Geten?
De naam Dacië komt voor het eerst voor in De Bello Gallico, van Julius Caesar. Veel klassieke auteurs spraken van Geten, maar mogelijk was dat de Griekse naam voor hen, en was ‘Daciërs’ gebruikelijker in het Latijn.
Een andere mogelijkheid is dat de Geten de voorgangers zijn van de Daciërs, of dat hun benaming geografisch bepaald was: Geten in het oosten, Daciërs meer westelijk. Zeker is dat de Daciërs dankzij de klassieke schrijvers langzaam de geschiedenis binnensluipen, maar dat er ondanks hun geschriften nog allerminst een helder beeld ontstaat over het volk en zijn cultuur.
‘Ze hebben een woeste stem en uiterlijk, net als Mars. (...) En als ik naar de mensen kijk, zijn ze nog wreder dan wolven.’ – De Romeinse schrijver Ovidius over de Daciërs.
Daar komt verandering in als de Romeinen in de eerste eeuw v.C. belangstelling krijgen voor het gebied. Een doorbraak in de kennis over het Dacië van vóór die tijd komt pas als de archeologie in Roemenië een nieuwe impuls krijgt na de val van dictator Nicolae Ceaușescu in 1989.
Roemenië, het land van de Daciërs
Geografisch gezien besloeg Dacië het grootste deel van het moderne Roemenië. Het gebied was gezegend met een gevarieerd landschap. In het zuiden en oosten werden vruchtbare vlaktes begrensd door de Donau, die niet alleen diende als transportader, maar ook als natuurlijke grens tegen de Griekse en latere Romeinse expansie.
Naar het noorden toe veranderde het landschap in heuvels en uiteindelijk in de steile bergen van de Karpaten. Deze geografische diversiteit zorgde ervoor dat Dacië zowel landbouwgrond als een overvloed aan natuurlijke grondstoffen bezat.
De Karpaten waren in de Oudheid aanzienlijk minder bebost dan nu. Lidar-onderzoek heeft aangetoond dat op meer dan vierduizend plekken op de nu met wouden overgroeide heuvels en bergen terrassen waren, die door de Daciërs waren aangelegd voor woningbouw en andere activiteiten. De Daciërs konden de kale bergkammen gebruiken als paden en zich zo verplaatsen zonder steeds naar het dal te moeten afdalen en weer omhoog te klimmen.
Leestip: Hoe de Neder-Germaanse limes de grens van de Romeinse wereld vormde
Een van de waardevolste natuurlijke hulpbronnen was goud. Dacië stond bekend om zijn rijke goudmijnen, die niet alleen economisch van belang waren maar ook bijdroegen aan de sociale en politieke structuur van de Dacische samenleving. De belangrijkste vindplaats van dit edelmetaal was de ‘gouden polygoon van Transsylvanië’.
Goud werd vooral gewonnen uit alluviale afzettingen in de duizenden kilometers aan rivieren en beekjes die de Karpaten doorsnijden. Deze methode was al bekend in de kopertijd. Pas in de Romeinse tijd kwamen er ondergrondse goudmijnen.
De schatten van de Daciërs
In de kopertijd (4500-3500 v.C.) maakte de metaalbewerking zijn opkomst. Koper werd verwerkt tot gereedschappen; sieraden werden gemaakt uit koper en goud. Beide metalen zijn zacht en relatief makkelijk te vormen. In de vroege bronstijd (3500-2100 v.C.) verschenen er vooral veel zilveren voorwerpen, soms in een object gecombineerd met goud. In grafheuvels zijn veel zilveren haarringen gevonden.
Leestip: Scheiden in het oude Rome: zo geregeld, maar zeer vrouwonvriendelijk
In de midden-bronstijd veranderde de materiële cultuur. Aardewerk uit deze periode had invloeden uit verschillende culturen. Dat was ook te zien aan koperen en bronzen voorwerpen die wijzen op banden met de Balkan, Servië en Centraal-Europa. Goud werd steeds populairder en ook goudkleurig brons, dat ontstond na bijmenging van een tiende deel goud, werd vaak gebruikt. Dit gold ook voor elektrum, een natuurlijke legering van goud en zilver.
De complexiteit van de werkstukken nam toe. Sieraden werden soms gebruikt voor grafgiften, maar veel objecten werden verstopt in geheime bewaarplaatsen. Op deze plekken buiten de nederzettingen werden giften gedeponeerd van rituele aard, bestemd voor goden en andere bovennatuurlijke krachten.
Populair waren opnieuw de haarringen, die soms aan elkaar werden bevestigd en zo een ketting vormden. Archeologen vonden grote hoeveelheden ringen van het Brăduț-type. Deze variëren in grootte, en gewicht, maar worden allemaal gekenmerkt door een vergelijkbare vorm – open met taps toelopende uiteinden – en versieringen. Mogelijk speelden ze als een soort betaalmiddel een rol in de handel.
Tot een halfbolle vorm gehamerde dunne gouden schijven waren een populair sieraad. Ze werden versierd met stippen en meanderende motieven. Vier gaatjes op de ‘hoeken’ van de cirkels verraden dat ze dienden om kleding te versieren.
Een bijzondere vondst is de schat van Perșinari. Deze omvat een gouden zwaard en tenminste twaalf dolken van elektrum, gelegeerd met koper. Hoewel dit in principe wapens zijn, waren ze niet bruikbaar in de strijd: de zachtheid van het metaal vormt hiervoor een belemmering. Ze worden nu geïnterpreteerd als ceremonieel. Het zwaard en de dolken dateren uit ca. 1600-1400 v.C. en werden in 1962 gevonden in een verborgen bergplaats. In de late bronstijd en vroege ijzertijd komen armbanden in de mode, vaak van massief goud.
Contact met andere volken
In de vroege ijzertijd (850-450 v.C.) wordt Dacië bezocht door andere volken. Vondsten van aardewerk en bronzen en ijzeren objecten laten zien dat Noord-Thraciërs zich tussen 850 en 700 v.C. in het Dacische gebied vestigden. In de zevende en zesde eeuw v.C. kwamen er Scythische invloeden uit de Centraal-Aziatische steppen naar Dacië.
Leestip: Was de Romeinse keizer Caligula de wreedste leider ooit?
Deze brachten nieuwe wapens, gedecoreerd met dierfiguren en krijgstactieken mee. Het paard deed zijn intrede in de krijgskunst. Nomadische krijgers werden begraven in grafheuvels, die in lange rijen van tientallen exemplaren langs de rivieren lagen. In meer dan een derde ervan werd paardentuig gevonden. Soms was dat uitgevoerd in brons, soms in goud en zilver.
Rond 650 v.C. vestigden zich Griekse kolonisten in het toen onbewoonde kustgebied bij de monding van de Donau aan de Zwarte Zee. De Griekse kolonies met hun nieuwe producten als wijn en olijfolie hadden een grote aantrekkingskracht op de Daciërs, en na een vijftigtal jaar vestigden ook zij zich in het deltagebied. Een van de Griekse steden uit deze tijd is het al genoemde Tomis, waar jaren later Ovidius heen werd verbannen.
Dacische koninkrijken
Rond 360 v.C. werd Philippus II, de vader van Alexander de Grote, heerser over Macedonië. Hij slaagde er in 339 v.C. in om de Scytische koning Atheas te verslaan, waardoor de Macedoniërs de controle kregen over de westkust van de Zwarte Zee. Er ontstonden allianties tussen lokale heersers in Dacië en de Griekse steden langs de Zwarte Zee.
Zo werden naast goederen ook ideeën over macht, koningschap en religie verspreid. In de loop van de derde eeuw v.C. vestigden zich nieuwkomers uit het noorden en het westen, waaronder Keltische stammen. Uit deze mix ontstonden nieuwe culturele identiteiten met lokale, Hellenistische en Keltische elementen. De oorspronkelijke Noord-Thracische materiële cultuur verdween.
Leestip: Een dag uit het leven van een rijke Romein
Inmiddels beheerste een nieuwe grootmacht het internationale toneel: het Romeinse Rijk. Twintig jaar nadat zij het Macedonische koninkrijk ten val hadden gebracht, stichtten zij in 146 v.C. de provincie Macedonia met de Donau als noordgrens. Dacië en Rome werden buren. In de drie Mithridatische Oorlogen, die de periode van 89-63 v.C. besloegen, kwam het tot zware strijd in het Donau-gebied.
In deze roerige periode wist de krijgsheer Boerebista de volken van Dacië te verenigen. Onder zijn heerschappij bereikte het nieuwe koninkrijk Dacië zijn grootste omvang. In 48 v.C. steunde hij Pompeius in diens burgeroorlog tegen Caesar en werd daarmee een potentiële vijand van Rome. Maar Pompeius werd vermoord en vier jaar later werd ook Boerebista door Dacische edelen gedood. Zijn koninkrijk viel uiteen en vormde niet langer een bedreiging voor het Rome.
De ondergang van Dacië
Ruim honderd jaar bleef het relatief rustig langs de grens tussen Dacië en het Romeinse Rijk. Rome had voor de veiligheid veel soldaten gelegerd in het grensgebied. Maar in 69 n.C. waagden de Daciërs zich toch over de Donau. Ze werden teruggeslagen en hielden zich rustig tot een nieuwe uitval in 84.
In 89 eindigde deze oorlog onbeslist, en keizer Domitianus stemde in met jaarlijkse betalingen aan een nieuwe Dacische leider, Decebalus, om de orde te bewaren. Decebalus greep echter deze kans om zijn troepen en zijn positie te versterken. Rome ging hem hierdoor als een bedreiging zien en de senaat besloot hem de oorlog te verklaren.
De campagne tegen de Daciërs (101-102) geleid door Trajanus zelf, eindigde in een Romeinse overwinning. De keizer toonde zich barmhartig. Er werd een verdrag gesloten met Decebalus, waarna de Romeinen zich terugtrokken. De Dacische koning hield zich echter niet aan de hem opgelegde bepalingen en in 105-106 trok Trajanus opnieuw ten strijde.
Ditmaal was er geen genade. Dacische dava’s (steden en forten) werden ontmanteld, Dacische culten werden verboden en Decebalus, door Romeinse soldaten in het nauw gedreven, pleegde zelfmoord. Dacië werd de Romeinse provincie Dacia en werd drastisch geromaniseerd.
Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!