Antiochië lag op de westoever van de Orontes, op de grens van het huidige Syrië en Turkije. De stad was eeuwenlang een halteplaats voor reizigers op weg naar het noorden (Turkije), het zuiden (Alexandrië) of het oosten (het Arabisch Schiereiland). In de 4de eeuw werd het de zetel van het Oost-Romeinse Rijk en een van de grootste steden van het rijk.
Antiochië en het Christendom
Antiochië speelde een belangrijke rol in het vroege christendom. Volgens het Nieuwe Testament werden de volgelingen van Jezus hier voor het eerst ‘christenen’ genoemd en heeft Petrus hier de kerk gesticht. Eind 5de, begin 6de eeuw had de stad ernstig te lijden onder aardbevingen en epidemieën, en in 540 veroverde de Sassanidische koning Khusro I Antiochië op Byzantium.
De Franken
In West-Europa kwamen in de 6de eeuw de Franken op, een Germaanse stam die cultureel geïsoleerd was van het West-Romeinse Rijk. Anders dan bijvoorbeeld de Visigoten waren de Franken nog niet tot het christendom bekeerd toen ze in de 5de eeuw Gallië binnentrokken.
Hun vorsten, de Merovingen, beweerden van goddelijke afkomst te zijn. Ze rukten op in Gallo-Romeins ge- bied tot ten zuiden van de oude Romeinse stad Lutetia (het huidige Parijs). Nadat de invloed van Rome was afgenomen, domineerden de Franken het gebied.
Clovis
Clovis I (ca. 466-511) stond aan het begin van drie eeuwen Frankische overheersing in West-Europa. In 481 volgde hij zijn vader op, een generaal, en vijf jaar later versloeg hij de laatste Romeinse heerser in Gallië. De jaren daarop consolideerde hij zijn macht in Noord- Gallië, het latere Francia. In 496 werd hij bekeerd.
Voor de Franken betekende regeren vooral militair leiderschap en persoonlijke verrijking van de koninklijke familie. Naar Frankisch gebruik verdeelde Clovis zijn bezit onder zijn mannelijke erfgenamen. De meesten waren zwakke figuren, vochten twee eeuwen vooral tegen elkaar en Clovis’ rijk viel al snel na zijn dood uiteen.
Toch betekende dit niet de ondergang van de Franken: ze beheersten grote, rijke gebieden en ondervonden nauwelijks tegenstand van concurrerende volken. Bovendien had de kerk onder paus Gregorius I (ca. 540- 604) de Franken haar zegen gegeven.
Het Oost-Romeinse Rijk
Nadat het westelijke deel van het rijk verloren was gegaan, bleef het oostelijke deel intact. Met Constantinopel als hoofdstad bloeide het Byzantijnse Rijk, zoals het vanaf eind 5de eeuw werd genoemd.
Een hoogtepunt vormde de regering van Justinianus I (van 527 tot 565). Daarna volgde een geleidelijke neergang, veroorzaakt door eindeloze militaire conflicten en Justinianus’ vergeefse pogingen om het oostelijke en het westelijke rijk weer te verenigen. Justinianus wordt wel gezien als de laatste vertegenwoordiger van de Klassieke Oudheid.
Perzische macht
Ondanks een vredesverdrag (532) werden zowel Perzië als Byzantium verzwakt en steeds kwetsbaarder door het aanhoudende conflict tussen beide grootmachten. Perzië was sinds de 3de eeuw verenigd onder de dynastie van de Sassaniden. Koning Khusro I (531-579) en zijn kleinzoon Khusro II (590-628) regeerden bij elkaar 86 jaar.
Khusro I hervormde het staatsbestel en het leger. Khusro II heroverde de gebieden die in de eeuwen daarvoor verloren waren gegaan, zoals Damascus in Zuid-Syrië in 613, Jeruzalem een jaar later en Egypte in 619. Maar al kort na deze overwinningen begon de macht van de Sassaniden af te nemen en Khusro II werd in 628 door de Byzantijnen ter dood gebracht.
Opkomst van de kloosters
Ondertussen kwamen er in West-Europa steeds meer kloosters, die uitgroeiden uit tot bastions van intellectueel en spiritueel leven. Veel kloosters waren gebaseerd op de strenge principes van de heilige Benedictus van Nursia (ca. 480-547). De Regel van Benedictus werd dé norm voor het kloosterleven voor de komende zeshonderd jaar.
De benedictijner kloosters kunnen worden beschouwd als Europa’s eerste echte scholen. In een tijd waarin de westerse beschaving kampte met oorlogen en onrust bleven de kloosters stabiele opleidingsinstellingen voor wereldse leiders, geleerden en kunstenaars.
Gregorius de Grote
De eerste benedictijn die paus werd, was Gregorius I, bijgenaamd ‘de Grote’, die regeerde van 590 tot 604. Dankzij zijn inspanningen om de kerk minder corrupt te maken, het kerkbestuur te centraliseren en de sociale activiteiten ervan te versterken, kreeg hij de titel ‘architect van het middeleeuwse pausdom’.
Gregorius besefte hoe belangrijk bondgenootschappen waren en stuurde een benedictijner monnik, de latere Augustinus van Canterbury, naar Engeland, deels om tegenwicht te bieden aan de opkomende Keltische kerk.
In 597 kregen Augustinus en veertig monniken toestemming van koning Æthelberht I van Kent (560-616) om in Canterbury te preken. Deze missionarissen waren zeer succesvol en bekeerden ook de koning zelf. Zo kreeg Gregorius’ kerk vaste voet aan de grond in Engeland, maar de rest van het land liet zich minder makkelijk bekeren.
Lees het verhaal in de National Geographic special: De wereld van de Middeleeuwen.